Klooster Bethlehem in Schouwen
Van agrarische nonnengemeenschap in de
Middeleeuwen tot modern landbouwbedrijf
door M. e. Jansen-Glas en W. p. Martens
Inleiding
Van de talrijke kloosters die in de Middeleeuwen hun stempel drukten op het
Zeeuwse landschap zijn maar weinig zichtbare sporen over. De verwarde politie
ke en militaire situatie en de religieuze omwenteling van de 16e eeuw heeft in dit
opzicht desastreuze gevolgen gehad. Slechts enkele veld- en straatnamen herinne
ren nog aan hun bestaan, zoals de Kloosternol bij Scharendijke en de
Kloosterweg bij Eikerzee, Haamstede en Noordgouwe. In Zierikzee zijn dit o.a. de
Bagijnestraat, Driekoningenlaan, Minderbroederstraat en Zwarte Zusterstraat. De
kleine afmetingen van de meeste kloostergebouwen hebben een vrijwel totale
vernietiging vergemakkelijkt. De Middelburgse Abdij, die een geheel vormt dat
ook in het buitenland maar zelden zo kompleet gevonden wordt, is een uitzonde
ring die de regel bevestigt. Weinigen realiseren zich dat niettemin de Zeeuwse
eilanden zonder deze kloosters een totaal ander aanzien zouden hebben en ten
dele misschien niet zouden bestaan. De talrijke bedijkingen bepalen nog heden
ten dage voor een groot deel de structuur van liet landschap, ook al is hun oor
sprong vergeten. Als wij de geschiedenis nagaan moeten wij in het oog houden
dat Zeeland in de Middeleeuwen een omstreden gebied vormde, waar de
Vlaamse invloed veel groter was dan heden ten dage en die van Holland dikwijls
verre overtrof. In de vroege Middeleeuwen ligt het zwaartepunt van de samenle
ving op het platteland. De nog niet talrijke steden hebben hoofdzakelijk de func
tie van marktplaats voor de omringende dorpen en leiden nog geen eigen leven
zoals later. Bovendien oefenden veel stedelingen ten dele het boerenbedrijf uit,
niet als grondeigenaren met pachters, zoals later, maar rechtstreeks. De vorming
van het landschap heeft dan ook plaats gehad vanuit de dorpen, de kastelen van
de adel en de kloosters. De steden zijn meer gevórmd door het platteland, dan
dat zij dit gevormd hébben.
Eerste kloosterorde
De eerste kloosterorde, de Benedictijnen, werd in de 5e eeuw door Benedictus
van Nursia in Italië gesticht. De monniken van deze orde vestigden zich in geheel
West-Europa vaak bij voorkeur in afgelegen gebieden en werden daar de grote
ontginners, die dikwijls nieuwe landbouwmethoden invoerden. In de 10e eeuw
werd in deze orde een hervorming ingevoerd, die van Cluny, waarvan de regel
door de meeste kloosters werd overgenomen. De Cluniacenzen beperkten zich
meer en meer tot de eredienst. Het gevolg was dat zij geen tijd overhielden om
zelf landarbeid te verrichten en deze gewoonlijk uit handen gaven aan pachters
en horigen. Ook gaven zij de boeren vaak grond in eigendom, maar op deze
grond Ristte dan wel het tiendrecht (het recht op een tiende deel van de voort
brengselen van de landerijen).
37