Lijst van lekenzusters, waarvan geen gegevens bekend zijn:
Nelken Jans
Cecilia Aerents
Maeiken Jans
Alleine Proveniers
De overwegingen, ,,bi consiciencie ende eedt gheseyt ende verclaert", die tot de
keuze van „Vrauwe Anthonie Pieters van Zevenhove" hebben geleid waren van
verschillende aard, zoals „van goeden verstande, deuchdelic leven, eerbare con
versatie, zouckende 't prouffijt en de voorderinge van de Religie ende Godshuuse
en haer wel ghequeten te hebben in de administratie van der Kercke zedert
d'overlijden van der voorgaende Abdisse".
"Wat betreft de Religie: „die wert aldaer deugdelic ende devotelic onderhouden, so
dat 't selve convent daerbi vermaert es over 't gheheele land, voor een eerlic
besloten cloostre, sonder dat 't selve convent oyit ghedecoreirt heift gheweest van
te useren crootse, ghelijk andere Abdissen ghewoone zijn te doen; maer wert
alleenlic geinstitueert van den Visitateur van derselve Ordene ende niet van den
Ordinaris ofte Bisscop."
Dit wil zeggen dat het religieuze kloosterleven in het hele land zeer goed bekend
stond, hoewel het maar een eenvoudige abdij was, waarvan de abdis nooit het
recht heeft gekregen de „crootse" of kromstaf te dragen, zoals andere abdissen.
Zij werden ook benoemd door de „Visitateur" van de orde der Cisterciënzers en
niet door de Bisschop.
De abt en de rentmeester brachten ook verslag uit over de financiële toestand van
het klooster.
De opbrengsten uit pachten, tienden, renten en oogsten van eigen bouw- en wei
land waren nauwelijks voldoende om de veertig religieuzen, dienaren en knech
ten te onderhouden. Het onderhoud van het gebouw kostte veel geld en de
waterschapslasten waren zeer hoog daar ,,'t land van Scauwen belast es met so
zwaren dicaige alst kenlic es. Zulcx dat hier deur wel te bemercken es den sobren
ende aermen staet van den Godshuuze voorsz".
Uit een post van de rekening 1565-1566, aanwezig in het Staatsarchief te Brugge,
blijkt dat de veestapel bestond uit: 8 merries en 2 veulens, 28 melkkoeien, 6
ossen „om te bamisse te slaene", (om te slachten op 1 oktober), 10 „tweewinters"
(2-jarige koeien), 14 „eenwinters" (1-jarige koeien), 117 schapen en 58 lammeren.
Na de reformatie
Op 8 augustus 1572 veroverden de Geuzen, na een koit beleg, Zierikzee voor
Prins Willem van Oranje (1534-1582).
De prior van het Cisterciënzer klooster aldaar werd vermoord en de andere religi
euzen verdreven. Wellicht in hetzelfde jaar bezetten de Geuzen klooster
Bethlehem en toen de bewoners de gevraagde brandschatting niet konden beta
len, werden de gebouwen in brand gestoken. De religieuzen vluchtten naar
Zierikzee, waar Ooit Cornelisse, een landmeter, hen honderd carolus guldens
leende, waarna ze bescherming zochten bij de bisschop van Brugge, Remigius
Driutius. Een zieke zuster bleef achter in Brouwershaven.
De bisschop verschafte de Schouwse zusters onderdak in het Begijnhof van de
Augustinessen in Damme, waarin nog slechts twee begijnen woonden. Op
43