4 maart 1573 werd een overeenkomst gesloten. Met toestemming van Elisabeth van der Haeghe en haar medezuster Marie Andrien zou Mevrouw van Bethlehem het klooster van Sint Agnes overnemen, alsmede de kerk en de andere gebou wen. Ook de grondeigendommen binnen of buiten de stad Damme gelegen, wer den overgenomen, met alle lasten daaraan verbonden. De Augustinessen mochten in het klooster blijven wonen. Zij ontvingen de inkomsten uit de grond die buiten de poorten van Damme lagen om daarmee hun kledij en andere behoeften te bekostigen. Moeder Elisabeth van der Haeghe stierf in 1575. In 1578, toen Damme in de macht der Protestanten kwam, moesten de zusters weer vluchten. Pas in 1585, na de overgave van de stad aan de landvoogd, de hertog van Parma, keerden zij terug in Damme. De komende jaren verkeerden de Sehouwse zusters „in grote benautheyt, rigueur ende armoede". Onder leiding van Antonia van Zevenhove moesten zij de kost verdienen met hun handen, met naaien, spinnen, het wassen van het kerklinnen en het versieren van de kerk op hoogtijdagen. Toen het stadsbestuur besloot de stad te versterken werd het klooster in 1617 ge sloopt en bedolven onder de wallen. Over de nieuwe woonplaats van de nonnen is niets bekend. Verdeling van de bezittingen van klooster Bethlehem Na de reformatie kwamen de bezittingen van Bethlehem onder beheer van het Kantoor der Geestelijke Goederen in Zeeland en werden na enkele jaren te gelde gemaakt. Koper was Cornelis Verheye (1546-1600) uit Zierikzee. Deze sloopte een aantal gebouwen en verkocht ruim 14000 stenen, waarvan 4325 voor een muur rond de kerk en het kerkhof van Eikerzee. De familie Verheye liet in 1668 een kaart maken van het tot hofstede ingerichte klooster. De grootte was toen 47 gemeten, 65 roeden. Uit de fondsen kon de kerk in Eikerzee nog in 1742 bijna geheel worden vernieuwd. Ook de luiclklok uit Bethlehem uit 1456 met het opschrift: "Maria is mijne naeme, mijn geluit is Jesus bequame", hing men in de toren van Eikerzee. Met andere Sehouwse kerkklokken werd het Elkerzeese klokje in de oorlog 1940- 45 door de Duitsers weggehaald. De schipper die ze vervoerde bracht het schip tot zinken en de klokken werden, later weer in de torens gehangen. Na de sloop van de kerk van Eikerzee in 1958 hing men de klok in de toren van Scharendijke. Afbeeldingen van het klooster Na de verwoesting door de Geuzen vinden we ongeveer 60 jaar later in de „Nederduytsche Poëmata" uit 1635 van de Zierikzeese dichter Adriaan Hoffer (1589-1644) bij een gedicht, een afbeelding van een brug waaronder zwaluwen broeden, met op de achtergrond enige grote gebouwen met een. poort en een muur. Boven de afbeelding is, gezien het lettertype, waarschijnlijk in de 19e eeuw, het woord „Bethlehem" geschreven. Sindsdien neemt men aan dat het een 17e eeuwse afbeelding is van het tot boerderij verbouwde klooster. Ruim 100 jaar later leest men in de „Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden" (1753), dat op 12 december 1747 door een storm een muur van het voormalige klooster Bethlehem, „die zeer dik en met daartegen opgemetselde steekschoren stijf gemaakt was, van zijn fondamenten werd. afgerukt en. omvergeworpen". 44

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1990 | | pagina 46