St. Lievensmonsterkerk te Zierikzee lagen dan ook honderden grafstenen, waarin
behalve de tekst, veelal ook het handmerk of familiewapen was gehouwen.
Lagen, want in de nacht van 6 op 7 oktober 1832 brandde de kerk geheel uit,
waardoor vele zerken werden beschadigd.
Vóór de noodlottige brand waren alle grafschriften, maar niet de wapenafbeeldin-
gen, genoteerd, vermoedelijk door Mr. Jacob Verheije van Citters in wiens boedel
dit handschrift werd aangetroffen. De vereniging ,,Zierickzee" liet deze afschriften
in 1911 in druk verschijnen.
Een tiental jaren later, bij de herbouw van de kerk, legde men de meeste zerken
niet meer in het gebouw. Een aantal fragmenten had men gebruikt als oeverver
dediging van de Westhavendijk en de Oosterschelde-dijken, maar bij de recente
restauratie kwam er toch nog een aantal te voorschijn.
Vroeger was het kerkgebouw ook getooid met rouwborden. In de loop der eeu
wen waren ter herinnering aan overledenen honderden wapenborden aange
bracht. Slechts enkele Zierikzeese rouwborden bestaan nog. In het stadhuis ziet
men dat van Johanna Vincentia van Stapele, eerste echtgenote van Bonifacius
Mogge Pous. Het oudste rouwbord, van een lid van het geslacht Van Serooskerke
uit 1531 en enkele wandborden De Jonge, zijn nog in familiebezit. liet overgrote
deel van de borden is echter vernietigd.
Rouwbord van Johanna Vincentia van Stapele (1732-1772),
echtgenote van mr. dr, Bonifacius Mogge Pous.
Wat is hiervan de oorzaak? Op 19 maart 1798 publiceerde de raad van^Zierikzee
in de ,,Zierikzeesche Courant", dat binnen zes weken alle rouwborden uit de kerk
moesten zijn verwijderd. Dit op bevel van de Franse overheersers, die de mening
waren toegedaan dat slechts de adel een geslachtswapen voerde. En dat was een
groot misverstand. Tegen betaling van 8 gulden mocht iedere belanghebbende
een wapenbord van zijn familie wegnemen. De vele niet afgehaalde borden
betroffen in de meeste gevallen personen waarvan geen familiebetrekkingen meer
bestonden of elders woonden. Deze borden werden voor brandhout verkocht. Zo
verdwenen in 1798 alle 452 rouwborden van de muren en pilaren uit het kerkge
bouw. Vele waren voorzien van vier, acht of zelfs zestien kwartierwapens. Slechts
haken en krammen bleven over als versiersels in de kale kerkruimte. Dit alles
betekende voor de kerk een financiële strop, want sedert het begin van de 15e
eeuw was het ophangen van een rouwbord een rijke bron van inkomsten. In de
53