Aan de linkerzijde varen enige zeilschepen en een paar roeisloepen op het cen trum van het overtrekkende leger af dat van twee kanten wordt belaagd en in de wassende vloed ten onder gaat. Niettemin heet het „Les Zélandois combatent en vain"! De Geuzenvloot van 38 grotere schepen kan door de ondiepte niet of nau welijks ingrijpen. Aan de overzijde bestormt de Spaanse voorhoede een verster king die door (300?) Geuzen onder Charles de Boisot wordt verdedigd, maar ,,Die van Duyvelandt weyren sich eene wijle tijdt, ende daer naer nemen de vlucht", zo luidt de tekst der Nederlandse gravure. Boven het strijdgewoel verheft zich tus sen de rookwolken Zierikzee; links en rechts nog twee dorpstorens. Vervolgens aan de noordwestelijke kim hemelse tekenen of „Weder-licht van vyerighe stralen oft zee-brandt" of „Fulgura et caelestes faces", het hemelse heilspellende ant woord verbeeldend op het gebed der Jezuieten en de fakkels van hun dienaren. De vermeende goddelijke begunstiging en bescherming verhinderden de uiteinde lijke desastreuze afloop van de veldtocht niet: Requesens stierf binnen een half jaar en het leger moest in de nazomer van 1576 het veroverde Schouwen en Duiveland weer opgeven. Doch propagandistisch waren deze hemelse tekenen natuurlijk een vondst, waarvan op latere gravures gretig gebruik werd gemaakt. In articiteit overtreft de Spaanse (en Franse gravure met Admirable Passage) verre de navolgers, voor wie de zegening door de Jezuiet en het hemels antwoord belang rijker propaganda is dan de militaire prestatie: men kent zelfs de naam Michaël Hernandes Iesuyt". Opmerkelijk is dat er wel een Italiaanse versie is, maar geen Duitse, hoewel bekend is dat Duitse huursoldaten aan de overtocht deel namen. Tijd en plaats Volgens W. S. Unger") is de gravure afkomstig uit een der uitgaven van F. Strada. Deze tijd van publicatie, ongeveer 1650, komt overeen met de afgebeelde scheepstypes waaivan er drie zijzwaarden bezitten, een verbetering van de zeilei genschappen die volgens E. W. PetrejusD eerst algemeen in gebruik kwam toen de 17e eeuw enkele decennia oud was. Op grond hiervan neem ik aan dat de gravure circa een halve eeuw na de overtocht is gemaakt èn onder invloed van de Contrareformatie. De afgebeelde kleinere schepen zijn „cromstevens"6)- Uit de cromsteven ontwikkelde zich de Zeeuwse poon. De gravure geeft de overtocht weer vanaf de westpunt van het oude Sint Philipsland over het toenmalige Zijpe naar de oostpunt van Rumoirt of Duiveland. ,,Men had hem (=Requesens) gezegd dat men van Tholen af in schuitjes naar Philipsland kon gaan. hetwelk slechts een afstand van een musketschot was en dat men vandaar door een zeearm zou kunnen waden naar Duiveland, hetwelke anderhalve mijl was".7) Men startte derhalve de wadloperij vanaf de oude polder restanten van het toen drijvende eiland vóór de Bruintjeskreek. De afstand van 17) mijl klopt bijna. Bedenken we echter dat het huidige Zijpe westelijker stroomt dan voorheen, dat het vroegere Zijpe is toegewassen en dat het vroegere Wijdaars thans Zijpe heet, dan klopt die afstand wel. Een preciese plaatsbepaling van de Geuzen versterking aan de overzijde blijft hypothetisch (Rumoirt?). Op de kaart van J. Blaeu uit 1662 staat De Syppe, op andere uit de 17e eeuw De Zype of Zyppe. Eerst op de kaart van J. Meertens (1696-1725) wordt dit 'T Zyppe, dus onzijdig, met de toevoeging „geheel toegewassen". Ook later blijft het onzij dig geslacht gehandhaafd. De etymologische betekenis is zeef, duits: das Sieb (onzijdig!). Aardrijkskundig klopt dit volkomen: het getijde siepelde immers door 66

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1990 | | pagina 68