Het kerkeujk erf in Sirjansland
De komst van een eigen predikant in de 17de eeuw
door h. Uil
De Reformatie heeft onder meer in Zeeland langzaam veld gewonnen. Na een
aarzelend begin kreeg de Gereformeerde Kerk eerst in de eerste helft van de 17de
eeuw het merendeel van de inwoners achter zich. Gevolg van die groei was de
uitbreiding van het aantal predikantsplaatsen en gemeenten. Zo kreeg Zierikzee
in 1Ó04 een derde predikantsplaats, in 1614 een vierde en in 1650 een vijfde.
Brouwershaven kreeg in 1609 zijn tweede predikantsplaats. De groei maakte het
mogelijk combinaties van gemeenten op te heffen. Noordgouwe en Kerkwerve,
die tot 1625 gecombineerd waren voor wat betreft de predikantsplaats, kregen in
dat jaar ieder een eigen dominee. Datzelfde zien we bij Haamstede en Burgh, die
het tot 1666 met één predikant moesten stellen.
Sommige dorpen bleven te klein om er een zelfstandige gemeente met een eigen
predikant te vestigen. Zo'n voorbeeld was Noordwelle, dat om die reden gecom
bineerd bleef met Renesse. Eén van die andere kleine plaatsen was Sirjansland in
Duiveland. Hoewel het inwoneraantal gering was waren er ter plaatse voldoende
personen, die een kerkelijke gemeente en een eigen predikant begeerden. De
vele moeilijkheden, die overwonnen moesten worden om een eigen predikant te
krijgen en te behouden staan centraal in dit artikel.
Hulp door de Duivelandse predikanten
Na de definitieve overgang van Zierikzee, en daarmee van geheel Schouwen-
Duiveland (1576), naar de zijde van de Prins van Oranje stond niets in de weg
voor een ontplooiing van de Gereformeerde Kerk. De Duivelandse gemeenten
kregen één predikant toegewezen. Deze situatie duurde tot 1580. In dat jaar kreeg
Oosterland een eigen predikant. Een jaar later kregen Nieuwerkerk en Ouwerkerk
samen één predikant. Dit duurde tot 1590 toen Ouwerkerk een eigen predikants
plaats kreeg toegewezen. In dat jaar kreeg ook Bruinisse een eigen dominee. De
toewijzing van predikantsplaatsen geschiedde door de Staten van Zeeland.
Sirjansland moest het zonder een eigen predikant blijven doen. De inwoners stel
den het op prijs dat er in het eigen dorp gelegenheid was om Gods Woord te
horen verkondigen, hun kinderen te laten dopen, te kunnen trouwen, het Heilig
Avondmaal te vieren en les te ontvangen in de geloofsleer. De Classis Schouwen-
Duiveland, waarin de gemeenten op Schoirwen-Duiveland zonder Bommenede,
maar met Sommelsdijk op Goeree-Overflakkee verenigd waren, besloot vermoe
delijk in het laatste decennium van de 16de eeuw dat de vier predikanten in
Duiveland de preekdienst in Sirjansland moesten waarnemen1). In het bijzonder
Bruinisse had veel bezwaren en verzocht in 1600 ontheffing van de verplichting
dat haar predikant in Sirjansland moest gaan preken. De Classis antwoordde dat
Bruinisse zich met de regeling tevreden moest houden2).
In l601 nam de Classis Schouwen-Duiveland een nieuw besluit om de "vervallen
kercke" te helpen. De Classis besloot dat de predikanten in het eiland Duiveland
om de 14 dagen in Sirjansland moesten gaan preken3)-
73