zaakt Sirjansland medio 1614 te verlaten. Eerst in l6l6 kreeg hij een opvolger. Het was Dignus Aertssen, een inwoner van Sirjansland5). Problemen met de Duivelandse predikanten Het vervullen van de preekbeurten door de predikanten van Duiveland gaf veel problemen. De predikant van Oosterland was aangewezen om de kerkeraadsver- gaderingen te leiden, het Heilig Avondmaal te bedienen en andere werkzaamhe den. Voor die predikant, Daniël Hendricssen Slatius, werd die taak in 1613 te zwaar wegens zijn gevorderde leeftijd. Hij klaagde zijn nood bij de Classis, die daarop besloot dat ook de andere Duivelandse predikanten mee moesten helpen om de taak van ds. Slatius te verlichten6). In 1621 verzochten de Duivelandse predikanten ontslag van hun taak ten aanzien van Sirjansland. De kerkeraad van Bruinisse had daartoe het initiatief genomen. De Classis, begaan met de nood in Sirjansland, willigde het verzoek niet in. Wel mochten de predikanten gebruik maken van de proponenten, door de Classis toe gelaten personen tot de preekdienst, die nog niet een eigen predikantsplaats hadden7). De Duivelandse dominees moesten veelvuldig verstek laten gaan op de kansel in Sirjansland. Door het overlijden van predikanten in het overige deel van de Classis moesten de predikanten uit Duiveland vaak vakaturebeurten vervullen in Schouwen. Zo kon het gebeuren dat Sirjansland soms zes of zeven weken onbe- diend bleef. Bovendien vond de kerkeraad van Bruinisse dat hun predikant in de komende winter van 1621/1622 niet meer naar Sirjansland diende te gaan. De ouderlingen en diakenen van Sirjansland klaagden hun nood bij de Classis. Ze schreven een brief waarin de Classis werd voorgesteld de Duivelandse predikan ten vrij te stellen van vakaturebeurten buiten Duiveland. Men voegde eraan toe dat een eigen herder en leraar uiteraard de beste oplossing zou zijn, dan zou men ook 's middags een dienst hebben, zoals in de andere gemeenten. Met de brief in zijn hand toog Jan Adriaensen namens Sirjansland naar de Classisvergadering op 27 oktober 1621 in Zierikzee. Hij verzocht bovendien om voortaan een afvaardi ging uit Sirjansland toe te laten in de vergaderingen van Classis. Ditmaal had de Classis weinig op met de wensen. Besloten werd geen verandering te brengen in de regeling van 1601. Om een predikant moesten de broeders zelf gaan vragen bij de Staten. Omdat de predikant van Oosterland belast was met de leiding van de kerkeraadsvergaderingen in Sirjansland moesten de ouderlingen en diakenen maar naar Oosterland gaan en met de ambtsbroeders aldaar één kerkeraad vormen"). Dit besluit kon die van Sirjansland uiteraard niet bevredigen. In de winter van 1621/1622 bleef de kansel herhaaldelijk onbezet. Op 2de Paasdag zou het Heilig Avondmaal bediend worden. Volgens de gewoonte waren alle lidmaten bezocht en de predikant van Bruinisse zou naar Sirjansland komen. De gemeente wachtte tevergeefs in de kerk, de dominee verscheen niet. Men probeerde 's middags een andere predikant uit Duiveland bereid te vinden naar Sirjansland te komen, echter zonder resultaat. Opnieuw werd Jan Adriaensen naar Zierikzee afgevaardigd om de problemen naar voren te brengen bij de Classis. Hij verscheen in de consistorie van de Grote of Sint Lievensmonsterkerk op 27 april 1622. De zaak werd echter uitgesteld en bleef lange tijd rusten9). 75

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1990 | | pagina 77