Toch waren afdoende maatregelen noodzakelijk om een einde te maken aan de problemen. Op 31 juli 1624 deden de Zierikzeese predikanten Hendrick Brandt en Godefridus Udemans verslag van hun bezoek aan Oosterland. Zij hadden daar drie dagen tevoren vergaderd met de broeders in aanwezigheid van de kerke- raadsleden uit Sirjansland. Naar aanleiding van het ingebrachte rapport besloot de Classis dat de kerkeraad van Oosterland het opzicht zou hebben over Sirjansland. De predikant van Oosterland zou elke zondagmiddag gaan preken in Sirjansland. Indien de predikant uit Oosterland tweemaal preekte in Sirjansland moest een ander predikant uit Duiveland 's middags in Oosterland voorgaan. Weldra bleek dat de kerkeraden van Bruinisse en Ouwerkerk niet mee wilden werken aan deze nieuwe regeling. Bruinisse bleek de meeste bezwaren te hebben. Zij wezen erop dat hun gemeente groot was in vergelijking tot de anderen in Duiveland. Bovendien hadden ze al herhaalde malen aangedrongen op ontheffing van hun verplichtingen ten aanzien van Sirjansland. Ten einde raad besloot de Classis op 20 november 1624 aan Sirjansland te vragen genoegen te willen nemen met uit sluitend morgendiensten en een middagclienst, indien het de beurt was van de Oosterlandse predikant10). De Sirjanslanders hebben er waarschijnlijk in berust, want de zaak kwam niet meer ter sprake op de vergaderingen van de Classis. Slechte kerkgang Eerst in 1629 kwamen nieuwe klachten naar voren. Tijdens het periodieke bezoek (visitatie) vanwege de Classis klaagde Sirjansland dat de morgenbeurten slecht werden vervuld. Ook over de schoolmeester waren er klachten. Hij was tevens secretaris van het college van schout en schepenen en klerk van de dijkgraaf. Door deze funkties kwam het onderwijs tekort. De meester zegde toe zijn school niet te zullen verwaarlozen. Maar ditmaal waren er ook van de andere zijde klach ten. Op de Classisvergadering van 25 juli 1629 deden de predikanten uit Duiveland hun beklag over het slechte kerkbezoek in Sirjansland en zij illustreer den dat met voorbeelden. Niet alleen bezochten de Sirjanslanders hun eigen kerk slecht, ze kregen ook het verwijt te horen dat zij niet naar één van de andere dor pen gingen wanneer er 's middags geen dienst was in Sirjansland. De predikanten vonden dat zij beslist niet nalatig waren. Alleen bij ziekte had men wel eens moe ten verzuimen. De Classis besloot dat de Oosterlandse dominee bij het bezoeken van de lidmaten voor de eerstvolgende bediening van het Heilig Avondmaal de leden zou vermanen over hun ,,lauwicheyt". Na het vermanende woord verbeter de de kerkgang en opgetogen werd hiervan melding gemaakt tijdens de vergade ring van de Classis op 31 oktober 162911). De last voor de Duivelandse predikanten bleef drukken. In 1638 werd vanuit Bruinisse op een Classisvergadering aangedrongen op pogingen om Sirjansland van een eigen predikant te voorzien12). Jarenlang vernemen we niets over klachten. Een verzoek, in 1640 gedaan, om als afzonderlijke gemeente toegelaten te worden tot de vergaderingen van de Classis had geen resultaat. Wel oordeelde de Classis het in 1641 juist dat er een predikant mee zou gaan op huisbezoek in plaats van de omstandigheid dat de ouderlingen dit alleen moesten doenH). Tegen het midden van de 17de eeuw groeide en bloeide de Gereformeerde gemeente in Sirjansland, evenals de school. Hoewel het salaris gering was, lukte het steeds weer een eigen schoolmeester aan te trekken11). 76

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1990 | | pagina 78