huis te bedwingen. Eén van hen werd door de onderschout een dag in het dol huis gezet. Weglopen uit het weeshuis kwam regelmatig voor. Om dit te bemoeilijken kon digden de burgemeesters, schepenen en raden in 1737 een publikatie af, waarin het verboden werd om kinderen uit het Burgerweeshuis of het Armekinderhuis mee te nemen of over te varen, zonder dat zij in het bezit waren van een verlof briefje. Weggelopen jongens poogden meestal werk te vinden bij de Verenigde Oostindische Compagnie of bij het leger. Vaak werd, net als op andere plaatsen, weglopen gestraft met het verplicht aanmonsteren op een Oostindiëvaarder. Weglopen was vooral een aangelegenheid van jongens. De enige aanwijzing over weggelopen meisjes staat in de rekening van het weeshuis over 1720-1721: dan moet Nele Bogerts opgespoord worden en is er sprake van het ophalen uit hun detentie te Middelburg van Nele Bogerts en Lijsbet Moerkercke. Het waren overigens niet alleen de kinderen, die de regenten van het weeshuis soms problemen bezorgden. In 1785 overleed de binnenvader Francois de Ridder ,,tot merkelijk verlies van dit huys". Met zijn opvolger Laauwrens Leeuwe hadden de regenten heel wat te stellen. Op 13 april 1787 wees de regerende burgemees ter zijn collega's en de schepenen erop, dat er geruchten waren over vergaande ongeregeldheden in het weeshuis: de binnenvader zou zich onbetamelijk hebben gedragen ten opzichte van sommige meisjes. Besloten werd de zaak in handen van justitie te geven. Nog dezelfde dag werd een aantal kinderen verhoord. Hieruit bleek, dat door de binnenvader „met sommige meisjes onbetamelijke han delwijzen hadden plaats gehadt, en wel insonderheid, dat gemelde binnevader, met een derzelven vleeselijk zoude hebben geconverseerd". Besloten werd de zaak in handen te geven van de baljuw en de binnenvader te schorsen. Ondertussen zat Laauwrens Leeuwe ook niet stil. Hij verkreeg van het Hof van Holland, Zeeland en West-Friesland een verklaring, waarin hij gezuiverd werd van alle beschuldigingen en waarin de baljuw en allen, die zich tegen hem opstelden voor het Hof gedagvaard werden. Toen de deurwaarder van het Hof in Zierikzee verscheen om de verklaring te publiceren, verhinderde het college van burge meesters en schepenen dat. Mocht de deurwaarder de publicatie toch doorzetten, dan was de baljuw gemachtigd hem gevangen te zetten op het Gravensteen. Uiteraard ontstond door deze gang van zaken een juridisch conflict tussen de stad Zierikzee en het Hof. De baljuw zette zijn onderzoek voort. De reden hiervoor was dat de stad de zaak zelf wilde afhandelen en niet bereid was deze in handen van het Hof te stellen. Ondanks meerdere dagvaardigingen o.a. door middel van advertenties in diverse kranten, verscheen Laauwrens Leeuwe niet voor de baljuw. Vermoedelijk is het nooit gelukt hem te arresteren, want ik heb over dit proces nergens meer iets kunnen vinden.8) Wel weten we dat op 9 mei Laauwrens Leeuwe en zijn vrouw ontslagen werden en dat Cornelis Janse Waale en Maria Cornelisse aangesteld werden als nieuwe binnenvader en -moeder. Duidelijk is geworden dat de binnenouders een heel belangrijke taak hadden. Zij waren de opvoeders van de wezen, daarbij geholpen door de oudste wezen. In sommige tijden werden zij daarnaast geassisteerd door andere personeelsleden. Veelal was het de binnenvader, die de wezen les gaf, maar rond 1645 namen de stadsschoolmeesters Corstiaen en Propinganus deze taak waar. Dit had mogelijk te maken met de ouderdom of het onvermogen van de binnenvader. In elk geval zijn er geen aparte aanwijzingen, dat het huis later nog gebruik maakte van een 92

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1990 | | pagina 94