Er is nog een aanwijzing dat het Zierikzeese drieluik thuishoorde in of bij de vier
schaar op het stadhuis en niet in het kerkgebouw. Gewoonlijk nemen de stichters
van een altaarstuk op het door hun geschonken schilderij een bescheiden plaats
in, maar op het Zierikzeese paneel worden Filips en Johanna niet in een devote,
geknielde houding afgebeeld. De landsheer wordt getoond in zijn volle lengte als
de heersende vorst en handhaver van het recht, naast de Oppervorst Christus die
op het middenluik te zien is57. Een dergelijke profane uitbeelding zou in de kerk
minder passend zijn, hoewel de confrontatie met het middenluik uiteraard in een
seculiere omgeving ook geldt.
De beperkte gegevens verhinderen op dit moment een definitieve keuze voor de
lokatie te maken, maar het ziet ernaar uit dat het drieluik het meest op zijn plaats
was in de vierschaar van het stadhuis.
Drieluik te koop
Na de herinrichting van het stadhuis in 1778 verdween het drieluik naar de mal
len- of modellenkamer, het vertrek ten westen van de huidige secretariskamer.
Pas in het voorjaar van 1809 werd het weer te voorschijn gehaald ter gelegenheid
van het vijfdaagse bezoek van koning Lodewijk Napoleon aan de stad Zierikzee.
Hoogtepunt waren het diner en bal op zondagavond in de vierschaar en raadka
mer van het stadhuis. Om de koning een indruk te geven van het rijke verleden
van de stad was een kleine expositie ingericht. Behalve de kajak waren daar
onder andere modellen van de stadhuistoren en de bruggen te zien38. Die zondag
woonde de koning ook de mis bij in de Rooms-katholieke kerk in de Hoge
Molenstraat. Het is niet duidelijk of de parochie bij deze gelegenheid het drieluik
in bruikleen kreeg voor de aankleding van de kerk of dat de koning het schilderij
die zondagavond ook te zien kreeg en het stadsbestuur adviseerde het met enkele
andere kunstvoorwerpen aan de parochie in bruikleen te geven of blijvend te
schenken. De bronnen zijn vaag. In de Staal en Inventaris van alle Goederen der
Roomsch catholijke Gemeente van Zierikzee van 22 juni 1838 werd het het hele
schilderijenbezit onder de rubriek "Kerkelijke Meubelen" afgedaan met de aandui
ding: "eenige schilderijen van geen waarde". Ook in de pastorie waren nog zeven
schilderijen die op dezelfde wijze werden gewaardeerd39. Zeker is dat het drieluik
tot 1845 in de kerk hing, maar de pastoor scheen niet bijster gelukkig met hel
kunstwerk. Hij hield de luiken, ook op zon- en feestdagen, gesloten vanwege de
naakte figuren die op het middenpaneel te zien waren. Alleen de eerste twee
dagen in november, op Allerheiligen en Allerzielen, werden de luiken geopend 4a.
De ondergang van het drieluik wordt ingeluid met een simpele aantekening in het
Notulenboek van het kerkbestuur van de Rooms-katholieke parochie op dinsdag
11 maart 1845, dat zich "een vreemdeling" heeft gemeld die de oude schilderijen
wenst op te kopen. De pastoor wil van het bestuur vernemen welke prijs hij
ervoor moet vragen. Besloten wordt dat ze nog diezelfde week op vrijdagmiddag
door de timmerman afgenomen en verplaatst zullen worden". Van enige discussie
over de vraag of de schilderijen wel of niet verkocht dienen te worden, is geen
sprake. Kennelijk hebben deze kunstwerken voor pastoor en kerkbestuur hun
sacrale betekenis verloren. De voortvarendheid waarmee gehandeld wordt, wijst
erop dat men de schilderijen het liefst zo snel mogelijk kwijt wil raken. Als het
kerkbestuur op 2 mei weer bij elkaar komt, blijkt de aspirant-koper niet te zijn
54