schenkt aan het achterstallig onderhoud van de pastorie en het kerkgebouw. Vooral het dak van de kerk is in zeer slechte staat en nodig aan vernieuwing toe. Om de gaten te dichten zal de parochie flink in de beurs moeten tasten en op creatieve wijze naar financiële middelen moeten zoeken. Misschien wordt daarom op 19 juli 1850 voorgesteld de schilderijen opnieuw te laten taxeren "om de wezenlijke waarde" te kunnen vaststellen. Ze zullen dit keer naar Amsterdam opgestuurd worden. De pastoor neemt op zich de zaak te rege len via schipper Gerritsen, maar een maand later blijkt dat hij in gebreke is geble ven. Hij heeft inmiddels begrepen (van wie?) dat de schilderijen van weinig waar de zijn. Hij vindt het zonde van het geld ze naar Amsterdam te laten vervoeren. Het lijkt erop dat de pastorale twijfel wordt ingegeven door de vrees dat de schil derijen nooit verkocht zullen worden bij een te hoge vraagprijs. Vreemd genoeg wordt besloten weer naar de waarde van de schilderijen te informeren bij de Haagse taxateur Bernh, hoewel de lijst van voorwerpen mèt de taxatiewaarde enkele pagina's eerder in het Notulenboek vermeld staan. Bij deze gelegenheid wil men de kunsthandelaar bovendien vragen wat er gebeurd is met het marme ren altaarstukje dat hij destijds heeft meegenomen. Bijna een jaar later, op 1 april 1851, komt er reactie uit Den Haag. Van het altaar stukje vernemen we niets, maar de pastoor meldt dat zich via Bernh die ochtend de heren Hooff en Van Enthoven uit Den Haag hebben aangediend als mogelijke kopers van de schilderijen. Zij zijn vooral geïnteresseerd in de topstukken, zoals hun wensenlijst aantoont: het drieluik met 'Het laatste oordeel' (waarde 2000,-); het schilderij met de 'Heilige Familie' (waarde 2000,-); Het Avondmaal (f 500,-); de twee doeken met de H. Hieronymus en de H. Ignatius (waarde 200,-) en nog enkele andere niet met name genoemde oude schilderijen (waar de 100,-). De heren Hooff en Van Enthoven willen echter niet meer dan tweehonderd gul den voor het totaal geven! Het kerkbestuur is zo verbijsterd, dat het bedrag in de notulen dik is onderstreept. Men besluit niet tot verkoop over te gaan, omdat het bod niet in verhouding staat met de taxatiewaarde. De gevraagde schilderijen zouden tenminste 4800,- moeten opbrengen12. Een week later stelt de pastoor het bestuur ervan in kennis, dat de heren bij hun bod blijven en de koop dus niet i nsnsf |®^i$ werd benut als sacristie tot de U De ruimte achter het altaar Interieur R. K. Sint- Collectie Streekarchivariaat Scbouiven-Duiveland en Sint Philipsland, Zierikzee.) verbouwing in 1937. Willibrord kerk te Zierikzee 15 augustus 1928. 56

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1991 | | pagina 58