van Bommenee stelt hij op 28 september, toen de Spanjaarden zelfs niet eens op
Schouwse bodem stonden. De datum moet zijn öf 25 oktober 2) of 30 oktober 3).
Ook de datering van zijn prent van Zierikzee is onjuist; de ondergang van de
Armada stelt hij twee maanden te vroeg!
Hogenbergs visie op het beleg van Bommenee (kort samengevat)
Hier ist zu sehen in was gestalt
Die Spaniard mitt seher groszer gwalt
Ein sterck.de Bommenee gnant
Erobern mit der sturmender bant
Mitt schwerer Muhe und groszer nodt
Da irer auch viel plieben todt.
Hier kan men zien hoe de Spanjaarden
met zeer groot geweld een sterkte,
Bommenee genaamd, stormenderhand
veroveren, met grote moeite en nood,
daar velen van hen sneuvelden.
De zware Spaanse verliezen krijgen extra accent; over die der opstandelingen
echter geen woord! De tragische beelden van de zwemmers, die aan de uitmoor
ding proberen te ontkomen naar de Geuzenschepen, zijn wel duidelijk genoeg.
De Spaanse bron bevestigt ook de inundatie door het sluisje waardoor "het landt
bij die van de staclt onder water geset" is. Men begon de bestorming op "den drie
en twintigsten October, bij laag water... Men leed zware verliezen zonder eenig
gewin en daarom werd er bevel tot den aftocht gegeven. Honderd vijftig soldaten
waren gesneuveld, bijna drie honderd waren gewond en sommigen verdronken
door het opkomend getij, waartegen zij zich niet tijdig hadden gewaarborgd'"1)
De vloed overviel hen dus, vanuit de geïnundeerde polder.
Hogenberg verfraait en romantiseert doordat hij de kerktoren twee spitsen geeft
(zeker onjuist) en doordat hij de vesting voorziet van veertien vuurmonden (fanta
sie). Immers, toen de gouverneur Arend van Dorp na de overgave van
Middelburg in 1574 de beschikking had gekregen over enige gebroken en bescha
digde stukken, zond hij die met een grote hoeveelheid in Zeeland verzamelde
oude klokken en ander "kerckmetael" naar de busgieter Heyndriek van Trier in
Delft, die van dit materiaal twee kartouwen en twee halve slangen vervaardigde.
Toen deze vier stukken eind april 1575 gereed waren, werden zij na beproefd te
zijn per schip naar Bommenee vervoerd. Van Dorp betaalde de kosten voorlopig
uit eigen zak, 1252 Noch Charles de Boisot (brief uit Middelburg van 8 augus
tus), noch de Prins (brief uit Dordrecht van 15 augustus) konden hem aan meer
kanonnen helpen: dus er waren slechts vier kanonnen5).
Of Bommenee bastions met teruggetrokken flanken kende, zoals Hogenberg aan
geeft, is de vraag. De kaart van Jan Huiberes, landmeter over de landen van
Voorne, schijnt ook deze bijzondere bastions te vertonen. Daarentegen tonen de
latere kaarten van Zacharias Roman (omstreeks 1650) en van J. Blaeu (1662)
slechts de eenvoudige puntige bastions6).
In de prent van het beleg van Bommenee, vervaardigd vanuit de royalistische
(wij prefereren dit woord boven Spaansgezind) hoek, klinkt de visie in de titel
door:
66