Fossielen vissen voor de wetenschap Veertig jaar Kor en Bot (1951 - 1991) door dr. d. a. Hooijer Inleiding tot de fossielen Toen mij, op 15 december 1990, het verzoek bereikte van de burgemeester van Zierikzee, voorzitter van Kor en Boteen artikel te schrijven over de wetenschap pelijke resultaten van veertig jaar Kor en Bot, had ik geen bedenktijd nodig. Veertig jaren vissen voor de wetenschap naar fossiele beenderen en tanden op de Scheldebodem door schipper Schot van de mosselkotter ZZ 8 uit Zierikzee. Ofschoon ik de laatste jaren niet meer deelnam aan de jaarlijkse bottenvistochten had ik toch wel dertig van die verzameltochten op de ZZ 8 meegemaakt. Wanneer het bijzondere karakter van de opgeviste fossielen daar aanleiding toe gaf, had ik er een wetenschappelijke publicatie aan gewijd in het Engels, omdat deze vond sten van méér dan nationale betekenis zijn en men er dus ook in het buitenland over moet kunnen lezen. Kor en Bot is de naam van een fictief genootschap van mensen die de bottenvis- serij van de familie Schot een goed hart toedragen en zover mogelijk bijdragen, wetenschappelijk of anderszins, tot het succes van de jaarlijkse bottenvistochten vanuit Zierikzee naar de Ooster- of Westerschelde. Initiatiefnemers tot dit vissen niet voor het gewin maar voor de wetenschap, nu veertig jaar geleden, waren de heer J. M. de Nooijer, hoofd der school te Renesse en de heer R van Beveren, gemeentearchivaris van Zierikzee. De heer B. W. Schot, schipper van de ZZ 8, zorgde ervoor dat de fossielen boven water kwamen met zijn mosselkorren. Mr. F. Th. Dijckmeester, burgemeester te Zierikzee, werd de eerste voorzitter, bij gestaan door de heer R van Beveren als secretaris. Het is sindsdien gebruikelijk gebleven dat de vigerende burgemeester ook voorzitter van Kor en Bot is. Op 15 augustus en 11 september 1951 voer de ZZ 8 uit voor de eerste bottenvis tochten naar het gebied ten zuiden van Schouwen ten noorden van de Roggendam omdat men wist dat daar, op diepten van 35 lot 45 meter, fossiele beenderen en tanden van zoogdieren voorkwamen. Dit was één van de gebieden waar dit het geval was en de mosselvissers meden die uit vrees hun korren met de grote stukken te beschadigen. Nu ging men er speciaal op af omdat het was gaan dagen dat die fossielen van wetenschappelijk belang zijn en dat korren de enige manier is om ze boven water te krijgen. Zo kreeg men in 1951 al een waar devolle collectie olifanten, neushoorns, paarden, herten en runderen, beenderen en tanden van meest uitgestorven soorten die voorlopig werden opgeslagen tot er een wetenschappelijke bewerker voor zou zijn gevonden. Prof. Dr. I. M. van der Vlerk uit Leiden, die met de familie Schot en hun activitei ten op verzamelgebied bekend was, dacht aan mij en nodigde mij uit voor een bezoek aan Zierikzee. Ik had er wel oren naar. Het grootste deel van mijn leven ben ik beroepsmatig met onderzoek en beschrijving van Kwartaire en Tertiaire zoogdieren van Azië en Afrika bezig geweest. Er was daar veel te vinden en ik was er vaak, om mij bezig te houden. In het eigen landje lagen de zaken heel anders. Hoewel het al meer dan een 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1991 | | pagina 7