noegen: "Alles moet vlug en goedkoop gemaakt worden!". Dat komt ons niet onbekend voor. De Ambachtsschool kwam er. In 1883 werd de school geopend met een afdeling Houtbewerking: twee leerlingen, onderwijzer W. Timmermans. Al gauw werd de 2-jarige opleiding met een jaar verlengd, en het volgen van de Burgeravondschool werd als eis gesteld, al werd dit later wat versoepeld. In 1890 kwam er een afde ling Smeden, onderwijzer J. Koevoets en ook een opleiding Huisschilderen. Een ruimere theoretische basis werd duidelijk gewaardeerd. Op den duur kwamen er ook leerlingen van de buitengemeenten. De komst van de fiets zal dat wel in de hand gewerkt hebben. Maar ook in de jaren voor de eeuwwisseling was de prak tische kennis van de ambachtsman daarom niet minder. Er werd kwaliteit gele verd. Zonder de anderen te onderschatten was er in het algemeen groot respect voor het vakmanschap van de wagenmaker. In de Kroniek van het land van de zeemeermin, 1981, gaf M. K. Buth een boeiende beschrijving over dit familiebe- roep. In de lijst van leden van de "Vereniging van Wagenmakers van Schouwen- Duiveland" treffen we vijf maal de naam De Roo. Twee generaties De Roo hebben in Ouwerkerk hun beroep uitgeoefend. De oud ste inwoner vertelt nog enthousiast: "Vaoder liet een waegen maeke in 1907 vö twêê 'onderd in vuuftig gulden in mit de ramp mekeerde d'r nog niks an. Ze waere onverslietbaar". Of vakmanschap en ervaring ook beloond werden is de vraag. Verdiensten Over inkomens uit die tijd zijn weinig gegevens te verkrijgen. Bovendien maken meervoudige inkomstenbronnen het dikwijls moeilijk na te gaan wat er met een ambacht verdiend werd. Om althans enige indruk te krijgen, raadplegen we het Kohier van de Inkomstenbelasting, daarbij realiserend dat de aanslag werd opge legd op vermoeden van inkomsten. De belastingschuldigen waren ingedeeld in klassen. De 1ste klasse bestond uit één persoon, de burgemeester B. G. van dei- Have, die voor 107,50 aangeslagen werd. De 22ste, de laagste klasse, werd geacht 0,25 te betalen. Daarbij was de veldwachter ingedeeld. De hoogste negen klassen, 16 personen, bestonden uit landbouwers en een enkele 'particulier'. In de 9de ook nog het hoofd van de school voor 20,25. Met elkaar brachten zij 780,- op. De overige 104 aangeslagenen waren met elkaar goed voor 520,-. Van de ambachtslieden scoort smid Giljamse het hoogst in de 10de klasse. Beide bakkers, de molenaar en de slachter-landbouwer in de 12de. Eén timmerman en de kleermaker-winkelier in de 14de mèt de 1ste hulponderwijzer. De jongste meester komt één klasse hoger dan de dominee. De andere ambachten volgen, de wagenmaker in dezelfde klasse als de hoogstaangeslagen arbeider. De finan ciële waardering van vakkennis lijkt niet zo hoog; de combinatie met cle nering lijkt niet ongunstig. Concurrentie Tussen ambachtslieden en winkeliers speelde die natuurlijk een rol. Wat de over heid betreft, het Gemeentebestuur en ook het bestuur van de Kerk poogden in het algemeen, voor zover dat te beoordelen is, hun opdrachten redelijk te verde len (maar omzet is nog geen verdienste). Hier en daar klinkt een persoonlijke 83

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1991 | | pagina 91