ze: "Dag baes, dag vrouwe, mit de complementen van Pao....". Een herinnerings nota werd eventueel met nog meer zorg aangeboden: "Pao was benauwd, dat de rekenienge soms kwiet 'erocht was". Ook bij andere ambachtslieden kon het lange uitstellen van betalen in een slecht jaar voor de boer wel eens moeilijkheden opleveren; soms zo dat ze zelf weer in het krijt moesten staan bij de winkeltjes. Een aanwijzing dat het zaak was op de kleintjes te letten vinden we ook in de notulen van de raad op 30 augustus 1938. Een adres wordt behandeld van "J. Hage, bakker, en vijf andere winkeliers om met oog op de aanstaande feestdag (viering 40-jarig jubileum Koningin Wilhelmina; L.V.H.) maatregelen te nemen tegen het venten en tegen het innemen van een standplaats". Ze werden teleurgesteld: een ventverbod bleek op korte ter mijn niet te treffen. Naast een teruggang van het handwerk, waren deze omstandigheden er de oor zaak van dat de ambachtslieden hun zoons in een andere richting gingen advise ren. De Roo had het zijn overbuurman de smid al eens voorspeld: "D'ambachten, ze gae d'r ao'mael an; de kupers bin a bienae verdwene, dan volge de waegen- maekers, in mit juicier za 't ok nie zö lang dure!". Dus ging zijn zoon voorlopig naar de kweekschool, die van de timmerman ging naar de H.B.S.; de bakker had er zes, waarvan er twee het ondeiwijs en twee een technische richting zochten; de twee andere werden bakker, en gingen met aspiraties en een grondige oplei ding in de banketbakkerij de wereld in, want wanneer at je toen op Ouwerkerk taart? Daar zat geen brood in. Van die generatie, die in de decennia voor cle oor log opgroeiden, was de zoon van de schilder de enige, die na een basisopleiding dichtbij, gevolgd door de uitgebreidere cursus voor het 'vakdiploma', en steeds begeleid door de avondnijverheidsschool voor de theoretische achtergronden, na nog een paar winters in Utrecht, dit hele pakket in Ouwerkerk ten nutte bracht. Maar dat was vooral in de volgende halve eeuw. De mogelijkheden tot scholing waren clus in die periode zeer sterk uitgebreid. En begrijpelijk is anderzijds dat een uitgebreide opleiding, waarin dan ook, om toepassing zoekt, waar dan een kleine gemeenschap moeilijker kansen voor biedt. De dorpsgemeenschap We krijgen al meteen een indruk van cle veranderingen als we de samenstelling van het gemeentebestuur bekijken, waarin Ouwerkerk duidelijk afweek van de andere Duivelandse dorpen. In die lijd was de zetelverdeling vrij stabiel: 4 SDAP zetels, 2 liberale raadsleden en meestal één van een christelijke partij. De SDAP de meerderheid, een liberale burgemeester, en van beide grootste partijen een wethouder. In cle kerk vinden we sinds 1890 overeenkomstige veranderingen. Afgaande op cle Hoofdelijke Omslag blijken cle inkomens minder ver uiteen te lopen. De hoog ste aanslag is 22,50 voor een aantal, waarschijnlijk 'wat minder grote boeren' dan in 1890, maar er zijn ook enkele middenstanders en onderwijskrachten bij. De overige boeren volgen, gemengd met wat middenstanders. Naarmate de H.O. lager wordt, tot de laagste 1,50, zien we meer arbeiders voorkomen, minder boeren en de middenstand er tussenin, maar steeds gemengd; geen scherpe scheidingen meer. De Notabelen zijn niet meer uitsluitend grote boeren, ook kleinere, midclenstan- 91

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1991 | | pagina 99