genootschap Kor en Bot is opperbest. Wanneer wij in de middag terugkeren naar
Zierikzee wacht ons nog een gemeenschappelijke maaltijd in een goed Zierikzees
restaurant waarbij gesproken wordt. Ik neem de te bewerken fossiele stukken
mee naar huis, waar ze eerst ontzilt, schoongemaakt en gedroogd moeten wor
den; pas dan kan een fossiel, dat wel duizenden jaren in de zee heeft gelegen,
permanent worden opgeslagen in een museum zonder dat er gevaar bestaat dat
het in kwaliteit achteruit gaat.
Men moet de literatuur wel volledig beheersen wanneer men publiceert, vooral
als het gaat om het beschrijven van een nieuwe soort. Ik spreek uit ervaring. In
1945 beschreef ik een fossiele gazelle uit het Plioceen van Grubbenvorst in
Limburg op grond van een hoornpit als Gazella schreuderae nova species. Ik
wilde hiermee de palaeontologe mejuffrouw Dr. A. Schreuder uit Amsterdam eren
die zich ook incidenteel met Zeeuwse opgedregde fossielen had bezig gehouden
en die ik al jaren kende*. Een kwart eeuw later, in 1971, bleek dat in Hooijer
(1945) een Franse publicatie uit 1847 over het hoofd was gezien en dat Gazella
schreuderae moest wijken voor Gazella deperdita die prioriteit had, zoals de
Franse palaeontoloog Dr. E. Heintz (1971) aantoonde.
De fossielen in het algemeen
Het huidige artikel gaat over de meest belangrijke stukken die met de ZZ 8
gekord zijn tussen 1951 en 1991, veertig jaar Koren Bot. De versteende botten en
tanden die boven water worden gehaald zijn overblijfselen van dieren die ter
plaatse hebben geleefd; men kan dit afleiden uit het ontbreken van sporen van
transport over enige afstand op de versteningen. Ik vermeld ook de kleine fossie
le zeehond Phocanella minor van een schelpenzuiger in de Westerschei de, de
Europese ezel Equus hydruntinus van de Noordzee tussen Nederland en Groot-
Brittannië, en de zeekoe van de Westerschelde die niet van de ZZ 8 komen, maar
wel uit hetzelfde gebied. Ik maak geen melding van soorten die veel voorkomen
in Pleistocene collecties en ook bijeengebracht zijn op de ZZ 8, zoals de mam
moet en de wolharige neushoorn waar geen mens meer van opkijkt, de gebruike
lijke grote roofdieren, merendeels nog levende soorten, de runderen en de her
ten; mijn verhaal zou te lang worden. Slechts de meer zeldzame en anderszins
belangwekkende fossiele resten worden hier gememoreerd. De resten van dieren
die zo klein zijn dat ze door de mazen van het sleepnet zijn geslipt vinden wij
ook niet. De landdieren, en dat zijn de meesten, wijzen er op dat de bodem van
de Schelde in die tijd grotendeels land moet zijn geweest. De resten die wij vin
den zijn zeker niet alle van dezelfde ouderdom. Dat zou ook wel heel vreemd
zijn. Uit vergelijking van vorm en bouw met die van fossielen die elders zijn
gevonden in lagen waarvan de ouderdom vastligt kan men de ouderdom van
opgedregde fossielen ten naastenbij vaststellen. Zo weten wij (zie onder) dat de
kiezen van de grote zuidelijke olifant Mammuthus meridionalis uit de Zeeuwse
wateren ongeveer 3 miljoen jaar oud zijn, beneden de grenslijn tussen Plioceen
en Pleistoceen die gewoonlijk op 2 miljoen jaar wordt gesteld.
Nog veel oudere resten worden opgevist in de Schelde. Van vroege tochten met
de ZZ 8 zijn tanden bekend van reusachtige haaien, Carcharodon megalodon, die
Een palcieonloloog is een beoefenaar van de wetenschappalaeonlologie ofwel de leer van de organis
men uit vroegere geologische perioden, aan de hand van fossielen, de versteende overblijfselen van
deze organismen.
7