waren. Toen waren namelijk meer eilandbewoners bij de evacuatie betrokken en duurde de evacuatieperiode veel langer. Die eerste evacuatie viel echter weg tegen het oorlogsleed terwijl de evacuatie na de ramp in de volle belangstelling stond door de uitzonderlijke situatie die de watersnood met zich meebracht. Daarbij kwam dat vooral het rijk en de provincie Zeeland de plannen en het geld voor de reconstructie van het eiland inbrachten. Plaatselijke kerkbestuurders, boe ren en andere, meer direct belanghebbenden, hadden slechts een bescheiden invloed op alle planvorming die met betrekking tot Schouwen-Duiveland gestalte kreeg. De bevolking kon op die manier alleen op deelpunten ideeën vanuit rijk en provincie bestrijden. Dat was bijvoorbeeld het geval met het plan om de kleine dorpskernen op het eiland "dood te laten bloeden". De felle actie die hiertegen werd gevoerd miste zijn doel niet. Daaruit blijkt dat de mondigheid van de eiland bewoners wel iets was toegenomen. Men verzette zich tegen een al te radicale doorbreking van de continuïteit. Ondertussen was het bepaald niet zo dat op het eiland geen enkel initiatief werd genomen. Polderconcentraties en recreatieve ontwikkelingen kwamen bijvoor beeld geheel op eigen kracht van de grond. Dat kwam door de directe belangen die eilandbewoners in dat geval hadden. Daarom is de vraag gerechtvaardigd of er geen behoefte bestond om het nog altijd bestaande isolement op te heffen? En zo ja, is er dan initiatief genomen hier wat aan te veranderen? Alleen de laatste vraag is vrij eenduidig te beantwoorden. Noch bij de besluitvor ming rond het Deltaplan, noch bij de versnelde aanleg van de Haringvlietbrug, noch bij de ontwikkeling van de plannen voor de bouw van de Zeelandbrug heb ben bestuurders op Schouwen-Duiveland het voortouw genomen. Het initiatief tot de bouw van de Haringvlietbrug werd genomen door de gemeen ten van Goeree-Overflakkee. Zij wilden af van de veerverbinding en het Deltaplan bood daar de mogelijkheid toe. Om sterk te staan in de onderhandelin gen met het rijk zochten de gemeenten van Goeree-Overflakkee steun bij die op Schouwen-Duiveland. Voor de bewoners op dat eiland was deze brug namelijk ook van essentieel belang omdat er reeds een deltadam gepland was tussen Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland. Bij de planvorming van een andere essentiële schakel om het noordelijkste Zeeuwse eiland met Midden-Zeeland te verbinden werden de bestuurders van Schouwen-Duiveland in het geheel niet betrokken. Dat was een initiatief dat door het provinciebestuur werd genomen en uitgewerkt. Dat kwam enerzijds doordat de mobiliteit van de bewoners van oudsher meer op Rotterdam dan op Midden- Zeeland gericht was en anderzijds omdat op Schouwen-Duiveland niemand kon bevroeden dat de technologische mogelijkheden voor de bouw van een brug over de Oosterschelde aanwezig waren en de kosten van ontwikkeling en bouw op te brengen waren. Datzelfde gold overigens ook voor de ontwikkeling en de uitvoering van het Deltaplan dat geheel door Haagse bestuurders werd geïni tieerd. Bij de besluitvorming rond de bouw van de Zeelandbrug is uit officiële bronnen op geen enkele manier duidelijk geworden of het eiland Schouwen-Duiveland waarde aan een vaste oeververbinding hechtte. Wel blijkt dat vanuit het eiland niet geparticipeerd is in het besluitvormingsproces. Dat had een simpele oorzaak, want Gedeputeerde Staten van Zeeland heeft cle plannen tot in een vergevorderd stadium in het diepste geheim voorbereid en besproken. Toen het kant en klare 109

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1992 | | pagina 111