hechte verband tussen de eilandbewoners onderling. 'Je leerde vroeger zo verschrikkelijk veel mensen kennen. Op de boten bij voorbeeld. Dat is er niet meer. Ik had het daarom liever gelaten zoals het was.' Er is echter ook een groep die aangeeft zich na 1965 aangepast te hebben, vooral op het gebied van de mobiliteit. Zij vonden de ontsluiting van het eiland over het algemeen een positieve ontwikkeling, zijn van mening dat ze meer vrijheid heb ben gekregen en dat de sociale contacten juist verbeterd zijn. Veel van deze men sen zeggen veel vaker van het eiland af te zijn geweest na 1965. Toch moet ook het reisgedrag van deze groep niet overschat worden. 'We hebben niet de behoefte steeds maar weg te gaan. We gaan wel met vakantie, maar om nu elk weekend ergens naar toe te gaan, nee, die behoefte bestaat niet. Privé zijn we zeker niet vaker het eiland afgegaan. Zakelijk wel.' Opmerkelijk is dat bijna altijd het heimwee naar vroeger uiteindelijk om de hoek komt kijken. 'In zekere zin was je een gevangene. Aan de andere kant, als je nagaat hoe goed de sfeer was. Die sfeer heb je nu nog op Texel en Terschelling. Dat mis je natuurlijk wel. Soms heb ik heimwee naar die tijd.' In het algemeen kan van de oude generatie eilandbewoners gezegd worden dat ze na de komst van de deltadammen in 1965 geen al te grote behoefte hebben gehad hun mobiliteit in de privé-sfeer te vergroten. Vooral voor zakelijke doelein den verplaatsten zij zich vaker. De ontsluiting heeft hierbij zeker een rol gespeeld, maar die moet niet worden overdreven. De na 1945 ingezette veranderingen kun nen wat dat betreft minstens als even zwaar argument worden genoemd. Bronnen en literatuur Hoofddirectie Rijkswaterstaat, 's-Gravenhage: Rijkswegenplan, 1958; Tweede nota ruimtelijke ordening, 1966; Verslag wegencongres, 1958. Provinciale griffie Zeeland, Middelburg: dossiers inzake de Oosterscheldeverbinding. Streekarchivariaat Schouwen-Duiveland en Sint Philipsland, Zierikzee: De Vrije Stemmenle jrg., nrs. 3-9 (1945); Streekplannen Schouwen-Duiveland, 1963, 1972, 1978. Privé-archief I. S. Muller, Zwolle: Geluidsopnames en schriftelijke weergave van zestien interviews gehouden tussen november 1989 en april 1990, interviewer: I. S. Muller. A. Dijkers, De R.T.M. op de Zuidhollandse en Zeeuwse eilanden, Leiden 1971. J. E. Ellemers, De februari-ramp; sociologiè van een samenleving in nood, Gorinchem 1956. G. M. Fey, Schouwen-Duiveland in de frontlinie, Zierikzee 1945. J. L. Haverda, De evacuatie en de sociale aanpassing, in: Tijdschrift voor maatschappelijk werk, 7 (1953), p.71-73. I. S. Muller, Geografische mobiliteit op Schouwen-Duiveland, (doctoraalscriptie Nieuwe en Nieuwste Geschiedenis, Amsterdam 1989; ter inzage bij het Streekarchivariaat Schouwen-Duiveland en Sint Philipsland). Het personenvervoer en zijn achtergronden op Schouwen-Duiveland, rapport E.T.I., Middelburg 1949- C. P. Pols (ed.), Gekwelde grond. Schouwen-Duiveland in ramp en herstel, Zierikzee 1977. Provinciale Zeeuwse Courant, artikelen over brugplannen Oosterschelde, 3 september I960, 13 april 1962, speciaal nummer december 1965- Rapport inzake de reconstructie van Schouwen-Duiveland, Middelburg 1954. H. J. van Staveren, Veranderingen in de agrarische structuur van Schouwen-Duiveland 1953-1977, Wageningen 1979. M. C. Verburg, Het deltaplan. Verleden, heden en toekomst van het deltagebied, Middelburg 1955. C. M. Volker e.a., Schouwen-Duiveland: verkenning van de maatschappelijke achtergronden van land schapsverhoudingen, Wageningen 1979- 112

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1992 | | pagina 114