Handtekeningen van Cornelis Heindrijcksen van Sprundel en zijn zoon Heijndrick van Sprundel. (Rijksarchief in Zeeland, Rechterlijke archieven eilanden, inv. nrs. 4469 en 4476) Daarop zette de dominee zijn zin door. De kerkeraad benoemde niet Van Sprundel tot voorzanger, maar ouderling Tonis Mattheusen. De Classis keurde dit laatste "beroep" vervolgens goed. Meester Van Sprundel overleed in 1674. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Heijndrick, die in 1693 overleed. Kort daarvoor was de combinatie van het schoolmeesters- en voorzangersambt hersteld. Dit geschiedde nadat Bminisse in 1692 een nieuwe predikant had gekregen in de persoon van Hieronymus Verdieren. Op 12 september 1692 werd een akte door ambachtsheer Willem de Jonge opgesteld, die zijn vader inmiddels opgevolgd was, en ondertekend door de schout, de schepenen, de predikant en de ouderlingen en diakenen. Door middel van deze overeenkomst werd besloten de sinds 1666 gescheiden functies weer samen te voegen. Als nieuwe schoolmeester en voorzanger werd uit een voordracht van twee personen Charles du Bois uit Leiden gekozen. Wellicht was ds. Verdieren met hem in aanraking gekomen tijdens zijn studietijd in diezelfde stad. Jacobus Bliek, schoolmeester en voorzanger in Den Bommel, kreeg alle benodig de stemmen. Hij was vanaf 1707 tot zijn overlijden in 1725 in Bruinisse werkzaam. Na zijn overlijden werd een oproep geplaatst in de Haarlemse Courant waarop dertien personen reageerden. Met meerderheid van stemmen werd door het colle gium qualificatum uit deze sollicitanten Joost de Waal, schoolmeester en voorzan ger in Herkingen, gekozen. Hij bleef in Bruinisse tot zijn overlijden in 1748. Op 2 januari 1749 werd uit vier sollicitanten Jacob van Winkel, ondermeester in Berkel, gekozen. Hij nam de verkiezing aan, maar kort daarna werd hem dezelfde functie in Berkel aangeboden waar hij zijn vader kon opvolgen. Het collegium qualifica tum in Bminisse ontsloeg daarop Van Winkel junior op 6 maart 1749. Op 18 juni werd een nieuw beroep uitgebracht. Uit de negen sollicitanten werd Jan Zoeter, schoolmeester in een armenschool te Delft benoemd. Tot zijn overlij den in 1762 vervulde Zoeter zijn functies. Tijdelijk werden deze waargenomen door zijn gelijknamige neef Jan Zoeter. Acht personen toonden interesse voor de vrijgekomen post. Met algemene stemmen werd in 1763 de schoolmeester van 's-Heer Hendrikskinderen (Zuid-Beveland), Marynis Braams, benoemd. Met mees ter Braams is het slecht afgelopen. In het begin van het jaar 1780 vertelde hij 20

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1992 | | pagina 22