tien andere dorpsgenoten in de school exercitieoefeningen te houden.
Vermoedelijk vonden de ruzies rond meester Clauset voor een deel hun oorzaak
in de politieke omstandigheden. Nadat de Fransen de Republiek bezetten toonde
Clauset zich in 1795 een fervent voorstander van de nieuwe orde.2 Clauset kwam
een jaar later in ernstige problemen wegens zijn ontvangerschap van 's landsmid-
delen. Toen een delegatie van het gerecht te Zierikzee een onderzoek kwam
instellen vluchtte Clauset, zoals ook zijn voorganger Braams indertijd had gedaan.
Op 13 mei volgde ontslag. Als opvolger werd nog diezelfde dag door het collegi
um qualificatum op voordracht van de predikant Andries de Graaff, schoolmeester
in Stavenisse, aangesteld. Hij was de oudere broer van de baljuw en secretaris van
Bruinisse, Simon de Graaff. Schoolmeester De Graaff overleed in 1818 in
Bruinisse.
Opleiding en carrière
De aspirant-schoolmeesters ontvingen hun opleiding in de praktijk bij een reeds
gevestigde meester. Vervolgens konden zij als ondermeester solliciteren. Bijna alle
twaalf schoolmeesters, die Bruinisse heeft gehad, vervulden voor zij in Bruinisse
werden aangesteld reeds elders een functie als schoolmeester. Voor een aantal
van hen was Bruinisse de derde standplaats.
Van sommigen is de carrière vrij duidelijk. Cornelis Heindrijcksen van Sprundel
heeft vermoedelijk het schoolmeestersvak in Burgh geleerd bij meester Lodewijck
Schijmer. In 1655 werd hij benoemd tot schoolmeester in Nieuwerkerke
(Schouwen). Een jaar later werd hij aangesteld in Kerkwerve en in 1666 in
Bruinisse. Charles du Bois kreeg in 1685 toestemming van het stadsbestuur in
Leiden om de jeugd les te geven "in 't leesen, schrijven en reeckenen, in 't Frans
en Duyts".3 In 1692 werd hij in Bruinisse benoemd en in 1707 in Steenbergen.
Marinus Braams was substituut-schoolmeester in Oudenbosch. In 1753 werd hij
schoolmeester in 's-Heer Hendrikskinderen en in 1763 in Bruinisse. Tenslotte
Andries de Graaff. Hij werd opgeleid door Cornelis Blom, schoolmeester in Sint
Maartensdijk. Aldaar was hij ondermeester toen hij in 1784 als schoolmeester
werd aangesteld in Serooskerke (Schouwen). In 1791 werd hij benoemd in
Stavenisse en in 1796 in Bruinisse.
Van de twaalf Bruse schoolmeesters was de helft van buiten Schouwen-Duiveland
afkomstig. Vermoedelijk kwam de eerste meester, Joos Joossen van Lerberghe, uit
cle Zuidelijke Nederlanden. Pieter Maaitense (van Luyck) was tevoren school
meester in Lekkerkerk geweest. Eveneens uit Holland afkomstig waren de school
meesters Du Bois (Leiden), Bliek (Dirksland) en Clauset (Oudshoorn). Slechts één
schoolmeester was uit het overige deel van Zeeland afkomstig, namelijk Jan
Marijnisse, die geboren was in Wemeldinge.
De zes schoolmeesters, die op Schouwen-Duiveland werden geboren, waren
Heijndrick van Sprundel (Burgh), De Waal (Dreischor), Zoeter (Bruinisse), Braams
(Oosterland), De Graaff (Bruinisse) en vermoedelijk Cornelis Heindrijcksen van
Sprundel. Slechts één onderwijzer was "eigen kweek", namelijk Heijndrick van
Sprundel. De in Bruinisse geboren schoolmeesters Zoeter en De Graaff begonnen
hun carrière in Delft respectievelijk Serooskerke (Schouwen).
Voor zover valt na te gaan begonnen de schoolmeesters, die in Bruinisse zouden
worden benoemd, even na hun 20ste aan hun loopbaan. Op het moment van
benoeming in Bruinisse waren zij, voor zover bekend, gemiddeld 33 jaar. Voor
23