Handtekening van Jan Marijnisse, schoolmeester in Bruijnisse beoostenduvelandt. (Rijksarchief in Zeeland, Archief Heerlijkheid Bruinisse, inv. nr. 90) tien van de twaalf schoolmeesters was Bruinisse het eindpunt van de carrière. De twee anderen maakten promotie, de een door predikant te worden en de andere door zijn benoeming tot schoolmeester in Steenbergen. Salaris Wat verdienden de schoolmeesters in Bruinisse Het traktement dat zij ontvingen van de rentmeester van de geestelijke goederen bedroeg 16-13-4 Vlaamse ponden (100 gulden) per jaar. Tijdens de Republiek werd het Vlaamse pond gebruikt als standaard-rekeneenheid. Eén Vlaams pond was gelijk aan zes gulden. Vader en zoon Van Sprundel ontvingen het bedrag echter niet omdat zij het voorzangers ambt niet vervulden. Van het plaatselijk bestuur ontving de meester 13 Vlaamse ponden en als tegemoetkoming in de kosten van huisvesting 5 Vlaamse ponden. Het totaal was 34-13-4 Vlaamse ponden in 1666. Vanaf 1658 kreeg de meester bovenop dit bedrag nog 3 Vlaamse ponden voor het gratis lesgeven aan de kin deren van armen. Later werd dit teruggebracht tot 2-10-0 Vlaamse ponden (28 gulden). Daarbij kwam het schoolgeld, dat vanzelfsprekend varieerde. De school meester mocht voor elk schoolgaand kind een schelling per maand vragen. De schoolmeester verstrekte boeken, pennen en papier aan zijn leerlingen, waarvoor zij moesten betalen. Ook hieraan zal de meester hebben verdiend. Met de komst van Charles du Bois werd het salaris iets verbeterd. Hij en zijn opvolgers werden aangesteld als ontvanger van de kerkmiddelen. Tot de werk zaamheden aan deze functie verbonden behoorden het innen van de begraaf- en stoelgelden en het collecteren in de kerk. Als beloning ontving de meester 1-13-4 Vlaamse ponden en voor het schrijven van de kerkerekening 6 schellingen. Uit dit door hem beheerde fonds mocht hij elk jaar aan zichzelf uitbetalen een bedrag van 6 Vlaamse ponden als beloning voor het opwinden en onderhouden van het uurwerk, het luiden van de klokken en het schoonhouden van de kerk. Het totale jaarsalaris van de schoolmeester kwam door deze nieuwe functies uit op 40-2-8 Vlaamse ponden 240,80). Hoewel er geen uitdrukkelijk verbod werd uitgevaardigd was het collegium quali- ficatum weinig ingenomen met het feit dat de schoolmeester fungeerde als belas tinggaarder. De schoolmeester kreeg het uitdrukkelijke advies zich daarvan te ont houden. Niettemin hebben de meeste 18de eeuwse schoolmeesters zich wel belast met het ontvangerschap van een aantal belastingen, die geheven werden in opdracht van de Staten van Zeeland. Het was voor hen een lucratieve bijverdien ste. Dat niet iedereen opgewassen was tegen misbruiken bewees het feit dat 24

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1992 | | pagina 26