grond en aandelen in de Oude meestoof van Bruinisse. Het batig saldo van zijn boedel bedroeg in 1748 circa 1250 gulden. Daarentegen bedroeg het batig saldo van de boedel van zijn opvolger Jan Zoeter slechts 108,40. De laatstgenoemde had geen eigen huis. Daarentegen hadden de meesters Braams, Clauset en De Graaff wel een woning in hun bezit. Kerkelijke nevenfuncties Uit het voorgaande blijkt dat de schoolmeester een aantal nevenfuncties vervulde, die in nauwe relatie stonden met de kerk. De onderwijzer moest de sleutels van de kerk, van de consistorie en van de school goed bewaren. Het uurwerk moest dagelijks worden opgewonden. Om acht uur 's morgens, twaalf uur 's middags en acht uur 's avonds moest de klok worden geluid en in de maanden mei, juni en juli extra voor de veldarbeiders. 's Zondags moest de meester de predikant gaan vragen op welke tijd er geluid diende te worden voor de diensten. Als de dominee elders preekte moest de meester zaterdags of vrijdags naar de vervanger gaan met de vraag of hij kwam preken. Zegde deze af, dan moest de meester een vervanger gaan zoeken. Als voorzanger en voorlezer hield hij nauw contact met de predikant en moest diens instructies opvolgen, 's Zondags collecteerde hij ook. Indien de predikant in het openbaar catechiseerde moest de schoolmeester zich beschikbaar houden om te antwoorden op de daar te stellen vragen. Als "kerkdienaar" had de meester heel wat taken zoals het viermaal per jaar schoonmaken van de kerk en elke week het stoffen en vegen van de banken en stoelen en het kloppen van de kussens. Hij moest de kerkeraad helpen door het doen van boodschappen en dergelijke. Status Hoe was de status van de Bruse schoolmeesters Werden zij geschikt geacht om functies te bekleden Het ambt van diaken - voor deze functie werd vaak naar de schoolmeester gekeken vanwege zijn administratieve vaardigheden - werd bekleed door de meesters Van Lerberghe, Marinusse en Van Sprundel junior. Geen van hen vervulde het ambt van ouderling. Voor zover valt na te gaan vervulden alleen de onderwijzers Van Sprundel senior en Bliek het ambt van schepen. Slechts een beperkt deel van de schoolmeesters en dan nog alleen in de periode tot en met het eerste kwart van de 18de eeuw vervulde derhalve kerkelijke en openbare functies. Zoals hiervoor aangegeven waren de schoolmeesters vaak ontvanger van belastingen. Uit welk milieu waren de schoolmeesters afkomstig Het is opvallend dat, voor zover bekend, geen van de schoolmeesters een vader had, die hetzelfde beroep uitoefende. Welk beroep hun vaders wel hadden is voor een klein deel bekend. De vader van meester Du Bois was greinwerker en die van meester Zoeter was schipper. Ook bij de kinderen van de schoolmeesters was maar in beperkte mate ambitie voor het vak. Alleen van de zonen van de meesters Van Splunder, Bliek en De Graaff is bekend dat zij onderwijzer werden. Heijndrick van Splunder volg de zijn vader op in Bruinisse. Leendert Bliek werd onderwijzer in Sint Annaland. Simon de Graaff volgde zijn vader op als schoolmeester in Bruinisse en vervulde die functie maar liefst 6l jaar (1818-1879). Familierelaties met andere schoolmeesters zijn aantoonbaar in de 18de eeuw. Een 26

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1992 | | pagina 28