lijke middel van de kerkelijke censuur - de kerkeraad kon lidmaten de deelne
ming aan het Heilig Avondmaal ontzeggen - kon de schoolmeester ook gestraft
worden door hem te schorsen en zo nodig te ontslaan als voorzanger en voorle
zer. Het collegium qualificatum kon hem als schoolmeester schorsen en ontslag
verlenen.
De kerkeraad aarzelde niet om de vinger bij de zwakke plek te leggen waar dat
nodig was. We merkten reeds op dat meester Joos Joosse van Lerberghe in 1594
vermaand werd omdat hij zich te veel met werk bezighield, dat niets met de
school te maken had. Ook in 1596 en 1604 was dat het geval. De school leed er
schade van en bovendien waren zijn salaris en toelagen voldoende voor zijn
levensonderhoud. Ook had hij als ontvanger van de accijnzen inwoners tekort
gedaan. Dat had hij weliswaar onbewust gedaan, maar het had onvrede veroor
zaakt en de gemeente was erom gelasterd. Van Lerberghe beloofde beterschap en
was bereid daarover schuldbelijdenis te doen in de kerk.
Meester Jan Marijnisse werd in 1628 voor de kerkeraad geroepen nadat hij zich tij
dens een bruiloft te buiten was gegaan met zingen en schreeuwen tot diep in de
avond en andere minder stichtelijke dingen had gedaan. Het ergste was dat hij
zijn vrouw zou hebben geschopt. Ook deze meester toonde berouw, maar ont
kende de laatste beschuldiging.
Meester Joost de Waal en zijn tweede vrouw werden in 1736 ernstig bestraft
omdat zij tijdens hun bruiloft zeer beschonken waren geweest. Bovendien werden
ze vermaand wegens hun buitenechtelijke gemeenschap. Het paar huwde in april
en reeds in september werd hun zoontje geboren. De Waal werd zes weken
geschorst. Niettemin moest hij tijdens de kerkdiensten onder de kansel plaatsne
men.
In de loop van de 18de eeuw neemt het aantal klachten af. Het toezicht op de
schoolmeester wordt minder scherp. Zo werd eerst na de vlucht van meester
Braams in 1780 melding gemaakt van het misbruik van sterke drank en verwaar
lozing van zijn gezin en werk. Weliswaar was hij daarover vermaand door onder
meer de predikant en enkele kerkeraadsleden, maar deze zaken waren niet in de
kerkeraadsvergadering behandeld. Daarentegen werd meester Clauset in 1784
door de kerkeraad officieel vermaand wegens een ruzie. Na schuldbelijdenis werd
hij weer toegelaten tot het deelnemen aan het Heilig Avondmaal. Drie jaar later
kreeg diezelfde schoolmeester een stevige uitbrander omdat hij op een blanco vel
achterin zijn Bijbel in de kerk de teksten met de data aantekende waarover de
dominee preekte. Wilde hij controleren of de dominee een eerder gehouden
preek opnieuw gebruikte? Uit het feit dat de meester eerst na ruim een jaar daar
over werd onderhouden blijkt eens te meer dat het toezicht minder aandacht
kreeg.
Bminisse maakt geen uitzondering op de regel dat de acta (handelingen van de
kerkeraad) veel klachten over de schoolmeesters bevatten. Het gevaar bestaat dat
Handtekening van Joost de Waal.
(Rijksarchief in Zeeland, Rechterlijke archieven eilanden,
inv. nr. 4478)
31