BIJLAGE
Aan de hand van de door E. P. de Booy ontwikkelde methode is een onderzoek ingesteld
naar de schrijfvaardigheid. Daartoe werden de huwelijksakten van Bruinisse over de perio
de 1811-1820 gebruikt. Omdat het in dit geval één plaats betrof met andere omstandighe
den is de methode op enkele punten aangepast. In tegenstelling tot Utrecht behoorden in
Bruinisse vrijwel alle huwelijkspartners tot de Gereformeerde (Hervormde) Kerk. De twee
rooms-katholieke bruidegoms, die niet konden tekenen, en de ene rooms-katholieke bruid,
die dat wel kon, rechtvaardigden niet de splitsing in protestants en rooms-katholiek, zoals
in de dissertatie over het Utrechtse plattelandsonderwijs wel geschiedde. Bovendien heb
ben wij de niet in Bruinisse geboren bruiden en bruidegoms buiten beschouwing gelaten
om een zo zuiver mogelijk beeld te krijgen.
Tabel 1 Ondertekenaars naar geslacht
aantal ondertekenaars/ percentage
totaal aantal huwenden
mannen vrouwen mannen vrouwen
36/45 28/48 80 58
Bij de beroepenindeling werd de methodiek toegepast zoals dit in Utrecht geschiedde.
Onder de categorie notabelen (leidinggevende of bestuurlijke functies) en intellectuelen
valt schoolmeester Simon de Graaff. Omdat onder deze categorie gerekend worden dege
nen die beroepshalve moesten kunnen schrijven is hieronder ook gerekend veldwachter
Pieter Okkerse. Onder handel en ambacht vallen de kleermakers, de hoefsmid, de bakker,
de timmerman, de veerman, de schoenmaker, de gareelmaker en de vrachtrijder. Hieronder
lieten we ook een van de twee rooms-katholieken vallen, die schipper was. Onder de cate
gorie handel en visserij vallen de landbouwers en vissers. Onder arbeid zijn begrepen de
arbeiders, boerenknechts en varensgezellen. Bij deze categorie is ook opgeteld de tweede
rooms-katholieke bruidegom, die schaapherder was. Degenen, die zonder beroep waren of
waarvan het beroep niet werd-opgegeven, vallen onder "niet opgegeven". Anders dan in
Utrecht wordt bij een groot deel van de vrouwen wel het beroep vermeld. Maar van het
grootste deel is dat niet het geval. Toch hebben wij de gegevens wel opgenomen. Onder
de categorie handel en ambacht vallen een winkelierster en acht naaisters, waaronder één
rooms-katholiek. De dienstmeiden zijn gerangschikt onder arbeid. Bij de meeste vrouwen
wordt als beroep "particuliere" opgegeven. Deze zijn geplaatst in de categorie "niet opge
geven".
Tabel 2 Ondertekenaars naar beroep en seslacht
ondertekenaars/totaal aantal huwenden
mannen
percentage
vrouwen
percentage
A.
intellectuelen
2/2
100
B.
handel/ambacht
11/12
92
5/9
55
C.
landbouw/visserij
9/9
100
D.
arbeid
34/44
77
11/23
48
E.
niet opgegeven
1/1
100
20/34
52
57/68
84
36/66
54
Een verdere onderverdeling van in het bijzonder de categorie arbeid volgens de methode
De Booy in boerenknechts, werklieden, arbeiders, dagloners en overigen is niet aange
bracht. Veelal wordt de aanduiding arbeider gebruikt. Het valt echter op dat varensgezel
eerst vanaf 1819 als beroep wordt opgegeven. Het ligt voor de hand aan te nemen dat zich
onder de arbeiders van voor 1819 ook varensgezellen hebben bevonden. Een verdere
onderverdeling zou hier een vertekend beeld te zien geven. In de aanduiding van de
beroepen is ook op ander terrein een subjectief element. De aanduiding visser komt alleen
34