Schuur met mestput. Omstreeks 1910 liet C. Blom de schuur aan beide zijden met een vak van 5 meter verlengen tot totaal 31 meter (breedte 11 meter). Er konden 11 paarden en 17 koeien in staan. Destijds werkte men met drie span paarden. Geheel rechts het 19de eeuwse varkenshok. Vootjaar 1990 (foto: W.P. de Vrieze). hectaren) akkerbouw, veertien verschillende gewassen te telen. In volgorde van oppervlaktegrootte zijn dat: wintertarwe, zomergerst, erwten, winterrogge, vlas, paardebonen, jonge meede (éénjarige meekrap), haver, oude meede (tweejarige meekrap), wintergerst, mangels, aardappels, klaver en als laatste het kleinste gewas, 100 roeden paardepeen. De oppervlakte weiland is hier niet bijgerekencl, maar zal ongeveer vier hectaren zijn geweest. In 1869 was De Kater één van de zestien enthousiaste aandeelhouders van de nieuw opgerichte meestoof 'De Zeeuw' aan de Meeldijk in Burgh. Kort daarop stortte de prijs van meekrap in. Tot het einde van zijn bestaan in 1899, zou de fabriek nooit winstgevend werken. Aan de vooravond van het einde van de eeuwenoude meekrapcultuur werden te Haamstede in 1872, een moeilijk, vochtig jaar, de eerste hectaren suikerbieten gezaaid. In totaal ging het om niet meer dan drie hectaren, die een goede opbrengst gaven: 43 ton per ha. De bieten brachten 11 tot 12 gulden per ton op. Ze werden verwerkt in nieuwe fabrieken te Leur en Gent. De grondprijs was in die jaren stabiel. Men betaalde 1200 gulden per hectare terwijl de pacht 50 gulden bedroeg. Ook wordt melding gemaakt van enige landbouwers die zaai- en dors machines gebruiken en tevens stro- en wortelsnijders en moesmakers. In 1873, ook een zeer nat jaar, werden in Haamstede al zestien hectaren suiker bieten gezaaid met een opbrengst van 32 ton per ha. en een prijs van 10 tot 11 gulden per duizend kilo, financieel dus een goede opbrengst, zeker wanneer men kijkt naar de zeer lage meekrapprijzen in die tijd. Steeds meer dors- en zaaimachi- 47

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1992 | | pagina 49