verloor de weduwe echter haar pensioen, zodat Gérard gedwongen werd zijn stu die te staken en een baan te zoeken. Dat werd de functie van commies-griffier bij de rechtbank van Eerste Aanleg en beëdigd vertaler-translateur te Zierikzee, waar hij in 1813 het vertrek van de Fransen en de komst van de Engelsen meemaakte. Met de instelling van het nieuwe Nederlandse bestuur vervielen Schneithers aan zienlijke inkomsten uit het vertaalwerk, zodat hij gedwongen werd uit te kijken naar een nieuwe betrekking. Door zich op eigen initiatief tot minister Falck te wenden kreeg hij eerst een baan op de Staatssecretarie in Den Haag en vervol gens, toen Napoleon vanuit Elba in Frankrijk was teruggekeerd, heel Europa in consternatie was en Willem I zijn hof naar België verplaatste, in Brussel. Enthousiast over de komende oorlog tegen de Fransen meldde Gérard zich, zoals zovelen, als vrijwilliger aan voor één der legerbataljons, waar hij in dienst trad als gewoon soldaat. In die rang maakte hij de slag bij Waterloo mee en de intocht van de geallieerde troepen in Parijs. Aan zijn omzwervingen door België en Noord-Frankrijk is een groot deel van zijn herinneringen gewijd. Teruggekeerd in Nederland hervatte Schneither zijn werkzaamheden bij de Staatssecretarie. In het kielzog van minister Falck volgde hij koning Willem I bij diens werkbezoeken aan o.a. Namen, Amsterdam en Den Helder (waar de aanleg van het Noord-Hollands Kanaal begonnen was). Hij bleef trouw aan Falck, toen deze minister van Onderwijs, Nationale Nijverheid en Koloniën werd. Door deze werkkring werd Gérards interesse voor Nederlands-Indië gewekt, en toen nu de eerste ambtenaren voor het overzeese gebiedsdeel werden benoemd, zorgde hij dat hij daartoe behoorde. Mr. Gérard Jean Chretien Schneither (1795-1877) op latere leeftijd. Carte- visite (coll. Iconographisch Bureau, 's-Gravenhage) Eerst studeerde hij te Leiden af in de rechten (promotie op 7 juni 1819) en verge zelde hij Falck nog op een missie naar Wenen (1819/'20), waar de Duitse Bond gesloten werd. Daarna reisde hij af naar Indië, waar hij in 1821 arriveerde. In zijn Indische carrière was Schneither achtereenvolgens hoofdcommies ter Algemene Secretarie te Batavia, particulier secretaris van gouverneur-generaal Van der Capellen (1821-'26) en lid van het Hooggerechtshof (1828-'32). In 1832 keerde hij terug naar Nederland. Na een tijd ambteloos geleefd te hebben in Dieren werd hij in 1838 raadsheer en in 1866 vice-president van het Provinciaal 56

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1992 | | pagina 58