andelijk land het eerst zou vragen om een paar pantoffels, en uitgewaassemde lakens. Ik kwam eerst op de beteekenis van dit laatste door een verhaal dat hij deed van een zijner broeders, die gestorven was tengevolge van geslapen te heb ben in een vochtig bed! De twee genoemde schepen behoorden tot de vloot, die onder bevel van den admiraal Young op de Roompot voor Ter Vere geankerd was. Het admiraliteits schip was de "Impregnable", een lelijke 3 dekker - SWer25 -. Op dat schip heeft de ZZeesche Sociëteit van honoratiores eens een bezoek gebracht, waarvoor een veerschip was afgehuurd en ingericht, waarmede wij na een paar uur zeilens de "Impregnable" bereikten en met veel statie en vriendelijk heid werden ontvangen. De jongelui, waaronder eenige mooije meisjens waren, amuseerden zich perfect aan danssen die tusschendeks werden georganiseerd, - en toen het tijd werd om met het tij weer naar huis te zeilen deden de officieren alle moeite om het vertrek op te houden, opdat het tij verloopen zou, en wij dus genoodzaakt zouden worden nog 6 uur! aan boord te vertoeven. Wij jonge Heeren hadden er niets tegen, maar de oude Heeren en Dames des te meer, en we stapten dus tegen den avond weer in ons buurtschip26, terwijl het een frissche kou woei en de vloed hard naar binnen kwam. Het was een heerlijk gezicht zoo tusschen dat aantal schepen der vloot heen te zeilen; er waren er denk ik een 20tal, - vier of zes linieschepen, verscheiden fregatten, en transportschepen. Intusschen hadden we slecht van de reis kunnen afkomen. We hadden 2 kapiteins aan boord, - de een stond voor op, en de andere, de eigenaar, achter bij het roer; - in de nabijheid gekomen van de laatste oorlogsbrik der vloot, wilde de schipper aan het roer afhouden om achter de brik om te zeilen, maar de schipper die bij de fok stond riep "volhouden" - want dat men nog wel voor den brik kon over zeilen; - een scheepsjongen die achter bij den kapitein stond, dit hoorende zei '"t is Verd... als 't waar is", - maar de stuurman hield vol, - met een ontzachelijke vaart werden we gedreven tot bij het anker voor de boeg van de brik en op het zelfde oogenblik boorde zich een bakspier door ons zeil heen zoodat wij terstond stillagen, en ons schip er van dreunde. In een oogwenk waren er matrozen van de Engelsche brik bij ons over, die de boel lossneden en ons van de spier door het zeil bevrijdden, waarop ons schip doordreef en wij onze cours voortzetten. Waren we tegen het anker van de brik opgetornd dan was hoogstwaarschijnlijk ons schip immediaat27 gezonken, en van ons gezelschap weinig terechtgekomen. Een prachtig bewijs voor de gegrondheid der spreuk, "dat men noch twee groote masten, noch twee kapiteins" op een schip moet hebben. Dat onze dames door het evenement zeer ontsteld waren, en sommige half flaauw gevallen, Iaat zich begrijpen, maar het was voor de niet verschrikte jongeheeren! eene aangename taak, ze bij te brengen en te bedaren; - mijn vriend Iman Boeye28, en ik wij slaag den daarin bij onze "partenaires" perfect. Wij hadden in dien zeer strengen winter meermalen diners en ook partijtjes met Dames aan boord van de "Horatio", ook eens een bal aan boord van het Bomschip "Devastation", Kapt. Alexander, waarvan het gansche dek met tenten overtrokken en met vlaggen versierd was, en prachtig verlicht. Dat er bij die par tijtjes 's nachts van boord gaande in die strengen winter, bij veel sneeuw en ijs, geen ongeluk overkomen is, beschouw ik nu nog, zoolang daarna, bijna als een wonder. - In het hartje van dien winter kreeg ZZee toevallig een doorluchtig bezoek. 62

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1992 | | pagina 64