De hertog van Clarence29, broeder van den Prins Regent van Engeland30 (later
Koning Willem IV, aan wien zijne nicht Koningin Victoria is opgevolgd), had de
reis naar Holland ondernomen op een oorlogsfregat, om zoo ik meen daar de
hand te vragen van de Russische Groot Vorstin Weduwe van den Hertog van
Oldenburg31 (later Konigin van Wurtemberg) maar werd door het ijs belet de Maas
binnen te loopen en geraakte zoo in het ijs bezet, dat hij groot gevaar liep mid
den in de Fransche vloot bij Vlissingen terecht te kommen, toen het hem nog
gelukte de rêe van ZZee te bereiken. Hij ontscheepte en werd gelogeerd bij den
Heer de Brauw, ontvanger der Registratie, voormalig uitgeweken officier die bij
het rassemblement op het Eiland Whigt gediend had, en Engelsch sprak32. Om
dien doorluchten onverwachten gast te fêteren werd een bal georganiseerd, in de
Kolfbaan van Van Oppen waar Z.K.H. verscheen in de uniform van "High Admiral
van Engeland"; hij zag er voornaam en goed uit; 't was een man van groote sta
tuur en gezet. - Op het bal waren de officiers der 2 fregatten die voor ZZee lagen,
zoodat het vol zeemans uniformen was, en aan het hoofd van dezen mijn Lord
George Stuart, met wien Z.K.H. zich voornamelijk onderhield, - en telkens aan
sprak met de woorden Lord George. Op dat bal ging het allervrolijkst toe, en tot
het uur van scheiden ging de maderaflesch rond, op eene zoo profuse wijze, als
ik in mijn leven nog niet gezien had. De herinnering van dat feest, en van de
massa sneeuw die ik t'avond doorwaden moest (in korte broek en witte zijden
koussen) staat mij nog klaar voor den geest, evenals de woorden waarmede
Z.K.H. op het souper zijn afscheidsgroet besloot "Je dis, Messieurs, et je proteste
hautement que même en Angleterre je n'ai jamais été rnieux recu"33.
Spoedig na het vertrek der Franschen, die zich naar Bergen op Zoom begeven
hadden en dus nog in de buurt waren, werd met de Compagnie Holl. Kust-
Kannoniers, die achtergebleven waren, eene gewapende magt georganiseerd, -
teneinde de stad desnoods nog eenigszins te kunnen verdedigen, wanneer de
Engelsche matrozen ons zouden verlaten. Eerlang kwam de Commissaris Frans
Clement de Jonge34 vanwege Z.K.H. den Souvereinen Vorst tot organisatie van het
Bestuur.
In January [1814] werd reeds Schutterij en Landstorm georganiseerd, welke onder
bevel werd gesteld van Mr. W.A. cle Jonge, benoemd als Districts Commissaris. De
jongelieden exerceerden druk, onder leiding van den knappe korporaal der kust-
kannoniers (Gans) en dat wel in de kerk, waar wij zoodanig kou aan de beenen
soms leden, dat ik het nog voel! - Dat exerceren is mij later best te pas gekomen.
Als schutter trouw mijn dienst doende, wachtte mij onverhoeds eene groote pro
motie, daar ik door mijn ouden Chef (den Juge rapporteur) De Jonge, nu Colonel
Chef van den Landstorm, tot "adjudant Majoor (Kapitein) bij den Landstorm in het
3e District van het Departement der Monden van de Schelde" werd aangesteld,
onder approbatie van den Commissaris generaal van het Departement der
Monden van de Schelde als Generaal Majoor van den Landstorm". -
De aanstelling met de approbatie (14 en 22 april 1814) is onder mijne papieren.
Op mijn schutterspak zette ik 1 gouden epaulette afkomstig van mijn broeder
Jacques35, (in imitatie der Engelschen was de uniform toen met 1 epaulette op den
linkerschouder) een driekanten hoed, waarvan de zwarte kokarde door eene
oranje vervangen werd, en een stalen sleepsabel, alles van dezelfde herkomst en
indertijd te Leijden achtergelaten.
Dat ik mij in dien tijd, 19 jaar oud, gelukkig gevoelde (en misschien wat zeer
63