Het waren gaven in natura als vruchten en bloemen (afb. 1), munten, beeldjes van terracotta en andere vrome prullaria die in de winkels bij de tempel te koop waren. Maar de rijke kooplieden die, vooral vanuit Keulen, handel dreven op Britannia en op weg daarheen een van beide tempels aandeden waren heel wat duurder uit. Zij beloofden een stenen monument ter verfraaiing van het heilig dom. Maar voor hen stond dan ook veel (geld) op het spel: een behouden over tocht voor schip en lading, zoals in verscheidene inscripties wordt vermeld3. De beelden hebben waarschijnlijk in de tempel zelf gestaan, de altaren alleen voor zover er in dat tamelijk kleine gebouw plaats voor was. De overige werden in de zuilenhal eromheen of in de open lucht opgesteld. Voor de pelgrims vorm den ze een soort museum, voor de handelaren die dit moois gesponsord hadden was het een goede reclame. Altaren De meeste stenen monumenten zijn altaren. Bij dit woord denkt men in eerste instantie aan een blok steen bij een tempel of in een kerk, bedoeld om daarop het offerritueel te voltrekken. Maar de stenen waar het hier om gaat dienden geen praktisch doel; ze hadden een decoratieve functie. Ze hebben een gemiddelde 2. Altaar, zandsteen, h. 61 cm, Oosterschelde, Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. Inscriptie: DEAR NEHALENNIAE Q(uintus) CASTRICIVS SENECIANVS EX IMP(erio) IPS(ius) L(ibens) M(erito). 'Aan de godin Nehalennia, Quintus Castricius Senecianus, in opdracht van haarzelf, gaarne en met reden 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1992 | | pagina 8