De mobiliteit van de oude generatie eilandbewoners 1920-1970 door drs. i. s. Muller "En toen ze samen aan de Zijpe aan wal stapten, toen wees Japie naar 't Zuidwesten, naar den dikken toren van Zierikzee die heel flauwtjes aan den horizon zichtbaar was en zei: Dikke Jan, die ouwe geduldige Dikke Jan, hij staat er nog" (Nescio, De uitvreter) Dit artikel is de neerslag van zestien gesprekken met eilandbewoners van de generatie die tussen de eeuwwisseling en 1930 geboren is. In de bloei van hun leven woonden zij op een eiland. Daarna maakten zij de veranderingen mee. Ik sprak met hen over het leven op Schouwen-Duiveland in vroeger jaren en later. En ik probeerde ondertussen te weten te komen hoe ze zich over het eiland ver plaatst hadden, hoe mobiel ze waren geweest en welke behoefte aan reizen ze hadden en kregen. Samen met een forse dosis onderzoek leverden de gesprekken een aantal interessante conclusies op. De inwoners van Schouwen-Duiveland hadden tot het begin van de Tweede Wereldoorlog slechts twee hoofdredenen om hun eiland te verlaten: zakelijke beslommeringen of familiebezoek. Eventueel werd één van deze twee uitgebuit om privé-inkopen te doen, maar zomaar een dag of langer het eiland verlaten was er voor de meeste mensen niet bij. Dit valt op te maken uit gesprekken met mensen van de generatie die tijdens het interbellum (1918-1940) volwassen werd. Deze generatie, nu de zeventig jaar (ruim) gepasseerd, weet zich de familiebezoe ken meestal nog levendig te herinneren. Een jonge boer had familie in Zevenhuizen: 'Dan ging je natuurlijk via Rotterdam om te winkelen. Je ging vroeg weg, met de eerste boot.' Ook over de frequentie van het bezoek aan de stad bestaan in de meeste gevallen geen twijfels. Er werd sporadisch gereisd, meestal één of twee keer per jaar, soms nog minder. Een ambtenaar wiens jongere zuster in België woonde, vertelt dat hij haar tussen haar vierde en tweeëntwintigste levensjaar nooit gezien heeft. Dit geval vormt echter een uitzondering, de meeste mensen zagen hun familie met iets meer regelmaat. Mensen die voor een eigen bedrijf inkopen moesten doen of die artikelen juist elders aan de man moesten brengen, verlieten het eiland wat vaker. Boeren, detailhandelaren en rondtrekkende winkeliers behoorden tot deze categorie. De eigenaar van een manufacturenzaak met klandizie op het hele eiland, maar die daarnaast een reizende winkel bezat, was één van hen: 'Jaarlijks was ik in totaal wel zes maanden op Flakkee. Een paar dagen voordat ik vertrok stuurde ik grote kisten vol artikelen met de RTM via 97

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1992 | | pagina 99