hoogte van ca. 60-100 cm en dragen ofwel alleen een Latijnse inscriptie of daaren boven in reliëf een afbeelding van de godheid. De naam 'altaren' voor deze ste nen is niet door ons bedacht. In sommige inscripties, o.a. op twee hier te bespre ken exemplaren (afb. 5 en 6), worden ze uitdrukkelijk zo genoemd: ara. Er is een grote mate van uniformiteit in de wijze waarop cle altaren zijn uitge voerd. Ieder heiligdom had daarvoor zijn eigen normen, afwijkend van de voor schriften die elders golden. (Tussen die van Domburg en die uit de Oosterschelde zijn er nauwelijks verschillen; de tempels lagen vlak bij elkaar en waren aan de cultus van dezelfde godheid gewijd). Deze eenheid van stijl is een sterk argument voor de opvatting dat de monumenten ter plaatse zijn vervaardigd en niet kant en klaar van elders aangevoerd. De in de Nehalenniatempels meest vertegenwoordigde vorm van een altaar met alleen een inscriptie ziet men op afb. 2. Bovenop liggen gebeeldhouwde vruch ten, twee appels, waardoor de steen de symbolische functie krijgt van een offeral taar. De zijkanten zijn hier, als in de meeste gevallen, versierd met bomen. Het is een betrekkelijk platte steen met een rechthoekig grondvlak. De inscriptie is enigszins anders dan gewoonlijk. In de laatste regel is immers het gebruikelijke v (otum) s (olvit), 'heeft zijn gelofte ingelost' weggelaten (verg. afb. 3). In de regel daarboven staat een variant van de bij afb. 5 te bespreken verwijzing naar een speciale opdracht van de godin zelf. Altaren die behalve een inscriptie ook nog een beeltenis van de godin hebben zien er over het algemeen uit als dat op afb. 3. Het bovendeel is een beeld van 3. Altaar, kalksteen, h. 87,5 cm, Ooster schelde, Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. Inscriptie: DEAE NEHALENNIAE SEXTVS SEVERINWS SEVERVS V(otum) S(olvit) L(ibensj M(erito). 'Aan de godin Nehalennia heeft Sextus Severinius Severus zijn gelofte ingelost, gaarne en met reden 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1992 | | pagina 9