Op 3 december j.I. is het reeds drie maanden geleden dat de ramp beeft plaats gehad en nog steeds is dezerzijds geen bericht ontvangen dat er een poging tot ber ging is ondernomen. Hoewel ik zeer goed weet, dat bel schip op een gevaarlijke plaats ligt en de berging derhalve moeilijkheden zal opleveren, moge ik U thans nogmaals aan Uw belofte herinneren om, indien de berging van hel schip onmoge lijk is, in elk geval door middel van duikers te onderzoeken of er nog slachtoffers uit het schip geborgen kunnen worden. Ik verzoek U derhalve mij te willen berichten of thans met de berging een aanvang zal worden gemaakt, daar ik m ij anders genoodzaakt zal zien de hulp van anderen in te roepen. Verdere correspondentie met betrekking tot cle berging is niet voorhanden. In zijn verslag "Zierikzee tijdens de oorlogsjaren 1940-1945" vermeldt L. A. Verburg het volgende: Waar werd aangenomen, dat de ramp had plaats gehad op het grondge bied der gemeente Kortgene, heeft hel bestuur dier gemeente herhaaldelijk pogin gen aangewend om het wrak van de "Prins Hendrik'' te doen lichten, opdat moge lijk alle lijken geborgen kunnen worden. Deze pogingen hebben tot op heden geen resultaat gehad. Het archief van de gemeente Kortgene geelt echter geen enkele aanwijzing dat genoemde pogingen inderdaad zijn ondernomen. In een brief, gedateerd de 15de september, bevestigt de waarnemend Commis saris der Provincie zijn telegram, verzonden op de 3de september, aan de rederij Van der Schuyt te Rotterdam, waarin het vergaan van cle "Prins Hendrik" wordt meegedeeld. In deze brief wordt vastgesteld dat het gesloten contract tussen de Provincie Zeeland en de rederij Van der Schuyt met ingang van de derde septem ber als beëindigd moet worden beschouwd. De huur is reeds t.ot 30 september overgemaakt, zodat uit dien hoofde niets meer is te vorderen. Met deze brief legt het Provinciaal Bestuur en de directie van de Stoombootdienst de verantwoordelijkheid voor het schip terug bij de eigenaar. In een schrijven van 17 september verklaart de rederij zich te kunnen verenigen met het voorstel van provincie en directie. Op de 3de september werd cle verzekeringsmaatschappij N.V. Eykensluyters Tromp eveneens in kennis gesteld. Ook deze ging akkoord met bovengenoemd voorstel. Hiermee lijkt het hoofdstuk "Prins Hendrik" afgesloten. Met uitzondering van cle eerdergenoemde brief van commissaris Dieleman aan cle heer Smits te Wemelclinge geeft noch het archief van cle provincie Zeeland noch het archief van cle directeur van cle Stoombootdienst enige aanwijzing die er op duidt dat verdere pogingen tot berging zijn ondernomen. Helaas zijn ook cle archieven van de rede rij Van dei" Schuyt ten gevolge van verschillende fusies verloren gegaan. Ditzelfde geldt voor cle archieven van assuradeurskantoor Eykensluyters en Tromp. Het archief van cle Kamer van Koophandel te Rotterdam bleek niet in staat het bestaan van cle beide bedrijven aan het licht te brengen. Dat er tijdens het verloop van cle oorlog geen pogingen meer zijn ondernomen is gezien de levensgevaarlijke omstandigheden op het water zeer begrijpelijk. Waarom er na cle oorlog geen pogingen meer zijn ondernomen blijft een open vraag. Direct na beëindiging van cle oorlog waren er wellicht zaken met een grotere prioriteit. Mogelijk zijn er een aantal argumenten aan te voeren waarom men de zaak heeft laten rusten. Op de eerste plaats de piëteit ten opzichte van de nabestaanden; men zou opnieuw in alle hevigheid met het verlies worden gecon fronteerd. 107

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1993 | | pagina 109