bruiken en vooral in een enorme aktieve en passieve belangstelling voor de eigen streektaal. In dit verband wordt wel gesproken van "dialectgolf" en "dia- lectrenaissance". Vooral de laatste tijd, met de toenemende Europese integratie zoekt men de verklaring vooral in die Europese schaalvergroting. Kleinere cultu rele eenheden zouden bang zijn de eigen identiteit te verliezen in het grote geheel. Deze ontwikkeling kan een rol spelen, maar er is meer. De ontwikkeling op Schouwen-Duiveland verschilt niet van die van elders in het land. De domeinen van het dialect zijn drastisch ingeperkt, maar de belangstel ling voor de eigen taal is danig toegenomen. Dialectrubrieken in de regionale pers worden gretig gelezen en gewaardeerd; dialectmiddagen en dialectavonden met voordrachten van eigen werk door dialectschrijvers, liedjes en cabaret in dia lect trekken volle zalen. Een nieuw dialectdomein. Of dat ook zal betekenen dat er meer kansen zijn voor het dialect is moeilijk te zeggen, want dit is het domein van de vrije tijd. Het zijn de dialectsprekers van gisteren die er het meest bij betrokken zijn. Kosseivaebens en jikkemienen blijven we wel eten, de slrao is wel nieuw leven ingeblazen, maar wordt ondertussen wel het stra ri jden genoemd en wie noemt een teil nog bekken Het antwoord op deze vraag kan zeer genuanceerd zijn, want Zeeland neemt in het geheel van de Nederlandse dialecten een eigen plaats in. Wat de belangstel ling voor de eigen dialecten betreft is er eerder sprake van continuïteit dan van een dialectgolf. De dlalectrenaissance manifesteert zich vooral in het feit dat de groep mensen die zich aktief of passief met het eigen dialect groter is geworden. Noten 1. Bedoeld is: W. Jellingliaus, Die niederlandiscbe Volksmundarten, nach den Aufzeichnungen der Mfederldnder. Norden 1892. 2. Hei werk van Ds. Wolterink wordt niet besproken door Joop van Loo in zijn artikel "Streektaalschrijvers aan het einde van de negentiende eeuw". Kroniek van bet land van de zee meermin, jaargang 16 (1991), p. '117-132. Ook niet in andere artikelen over schrijvers van Schouwen-Duiveland. 3. Bijvoorbeeld in zijn artikel "De (dialecOgrenzen van Zeeland 1". In: Taal en Tongval, jaargang 31 (1979). p. 194-221, n.a.v. het woord brigge. 4. In de Kroniek van bet land van de zeemeermin (jaargang 1, 3, 4, 7, 8 en 10) is een aantal artike len van de hand van Dr. de Vin verschenen over schrijvers van Schouwen-Duiveland, Literatuur AWerken uil de negentiende eeuw. Algemene opmerkingen over het dialect van Schouwen-Duiveland geeft: Johan Winkler, Algemeen Nederduitscb en Friescb Dialecticon. Twee delen. Leeuwarden 1874. Met name in Deel 2, p. 181-184. Diverse plaatsen komen aan de orde in de volgende publicaties: Burgh: De gelijkenis van den verlorenen zoon in den tongval van bel dorp Burg op Schouwen. Met aanteeke- ningen van Johan Winkler.In: Winkler 1874: II, '182-184. Duiveland: "Noordhollandsche woorden ook op Duiveland gebruikt". In: De Navorscberjaargang 5 (1855) Bijblad, p. CXLIV. "Lijst van eigenaardige woorden die in Goedereede, Overflukkée, Schouwen en Kadzancl in gebruik zijn (aangegeven door de letters G, O, S en K)". In: Magazijn Nedetiandsche Taalkunde, jaargang 5 (1851), p. 38-55. H.M.C. van Oosterzee, 'Enkele bijzonderheden van het Zeeuwsche taaleigen". In: De Zeeuwscbe Volksalmanak, jaargang 11 (1846), p, 130140. Schouwen: H.M.C. vjanj Ojosterzee], "Woorden in Zeeland (Zuidbeveland) lin 't bijzonder op Schouwen] in gebruik". In: De Navorscber, jaargang 11 (1861), p. 15-17. 135

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1993 | | pagina 137