verwijzing naar zijn archeologische werk, waarvan cle uitkomsten echter ook overwoekerd waren door theoretische vooronderstellingen en stokpaardjes. Zijn conclusie dat de Schouwse folklore uit de oude Germaanse beschaving stamde, leidde hij mede af uit zijn vondsten (voornamelijk aardewerk) uit het "Germaansch-Romeinse en Frankische tijdvak" in de duinen van Schouwen. De stoet mn straorijders in 1925 voorde in het jaar ervoor afgebrande kerk van Burgb, Of deze J'oto zien we iets van de versiering metpapieren rozen aan de hoofdstellen van de paarden. l)e derde ruiter van rechts is A.Janse, voorrijder; de rest volgde twee aan twee. Vele jaren was M. Lemson voorrijder, daarna A.Janse tot ongeveer 1940. (collectie W.P. de Vrieze. Haamstede) Stam-tbemci De periodiseringen van Hubregtse zijn inmiddels achterhaald, maar er speelde op de achtergrond van zijn overwegingen nog een andere dan puur archeologische kwestie mee, namelijk het "stam-thema". Aan de term "Germaans" (in de eerste plaats een historisch en linguïstisch begrip) verbond Hubregtse naar cle trant van zijn tijd op te schematische wijze culturele en raciale kenmerken. De invloed van de Zeeuwse homo universalis J.C. de Man (1818-1909) is hier onmiskenbaar. In diens antropologische geschriften en die van zijn navolgers werd gespeculeerd over cle herkomst en aard van de "oorspronkelijke" bewoners van Zeeland, waar bij globaal genomen onderscheid werd gemaakt tussen twee rassen: het Alpine (korte ronde schedel, korte gestalte, donker haar, gepigmenteercle huid) en het Nooidse of Norclische ras (langwerpige schedel, lange gestalte, blond haar, blan- 27

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1993 | | pagina 29