.5. vervalperiode (+1920-+1950) Als gevolg van de economische crisis namen veel orgelbouwers hun toevlucht tot goedkope materialen en fabrieksmatige produktiemethoden met als resul taat orgels van een zeer matige artistieke en technische kwaliteit. 6. heroriëntatie (±1950-heclen) Onder invloed van de "Orgel be wegung" gedurende de drie eerste decennia van deze eeuw in Duitsland gericht op eerherstel van historische orgels oriën teerde men zich op historische muziek en dito orgelbouwmethoden en wer den als gevolg van door restauraties en bronnenonderzoek gegroeid inzicht nieuwe orgels gebouwd volgens klassieke beginselen. Vanuit historisch oogpunt zijn de eerste drie perioden het meest interessant. Helaas is het aantal orgels uit die perioden op ons eiland vrij gering. De belang rijkste oorzaak hiervan is. dat in vrij veel kerken pas iaat een orgel werd geplaatst. Het fenomeen voorzanger was algemeen verspreid en later was het vaak een harmonium, waarmee men eerst getracht heeft de gemeentezang van enige begeleiding te voorzien. Grappig is te constateren, dat in de eerste helft van deze eeuw in de Hervormde kerken van Dreischor, Kerkwerve en Renesse deze instrumenten verstopt werden achter een imitatie-pijpenfront. Ongetwijfeld hebben de geringe bevolkingsdichtheid, de beperkte financiële middelen van de kerkelijke gemeenten en de grote mate van geïsoleerdheid van het eiland hierin een rol gespeeld. 1. Gotiek en renaissance Uit deze periode zijn slechts twee orgels bekend die op Schouwen-Duiveland hun tonen hebben cloen klinken. Het' ene instrument is een orgel, dat in de toen malige Grote of Sint Lievensmonsterkerk te Zierikzee stond. Het bevond zich op een oxaal (een soort balkon) tussen het schip en het koor van deze kerk en was gebouwd in 1549 door de toen zeer bekende orgelbouwers Hendrik en Nicolaas Niehoff uit 's Hertogenbosch. Ondanks de bouw van het reusachtige Batz-orgel in 1770 in deze kerk, weliswaar tegen de westmuur. bleef het Middeleeuwse in strument nog geruime tijd in Zierikzee. Pas in 1803 werd het orgel verwijderd en kwam het in de Rooms-Katholieke Kerk te Kruisland terecht. Daar werd het in 1847 afgedankt. Het andere orgel is een instrument, waarvan nu nog alleen de kas aanwezig is. Het is het orgel van de Sint Nicolaaskerk te Brouwershaven. Het werd in 1557. waarschijnlijk door de zojuist genoemde vader en zoon Niehoff, gebouwd. Een zware storm in 1891, waarbij het dak van het zogenaamde orgelhuis tegen de westmuur van de kerk (daarin bevonden zich de blaasbalgen) werd weggebla zen, zorgde ervoor, clat het instrument onbespeelbaar raakte. Rijksbouwmeester Cuypers ontfermde zich over dit instrument en kocht het in 1892 van de armlasti ge Hervormde gemeente. De orgelkas werd in het Rijksmuseum te Amsterdam geplaatst, maar het pijpwerk werd helaas zonder enige besef van de monumenta le waarde daarvan gesloopt. Reeds in 1900 werd de kas op initiatief van een aantal gemeenteleden op basis van bruikleen weer aan de gemeente afgestaan en teruggeplaatst. Nadat daarna een nieuw maar onbetekenend instrument in deze kas werd gebouwd, stelde het Rampenfonds gelden beschikbaar waardoor in 1968 resp. in 1980 het huidige in strument in de oude kas kon worden gebouwd. 46

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1993 | | pagina 48