waarom hij niet was uitgevaren toen hij daar de kans toe had. Daarnaast werd hem gevraagd, en daar zit hem waarschijnlijk de kneep, de "publijke geruchten" te ontzenuwen die over hem de ronde deden. Toen Steenhart hierop na enkele weken nog niet naar voldoening had gereageerd, wilde men zelfs tegen hem gaan "procederen achtervolgens de placaten van den lande"13! Naast onenigheid met Steenhart kregen de raden ook met meer serieuze proble men te maken. De heren hadden namelijk al spoedig bericht gekregen dat 'Het Kasteel van Medemblik' in zee was gelopen met bestemming het afgesproken rendez-vous. Men kon er toen niet omheen de buitenwereld te moeten vertellen dat de 'Zierikzee' toch niet zou uitvaren. Aan de collega-admiraliteiten in Holland berichtte men dat hel Zeeuwse schip om "pregnante redenen" niet op het rendez vous aanwezig zou zijn. In een missive aan cle Staten-Generaal was men duidelij ker. Men schreef aan Den Haag over het niet-uitvaren van de 'Zierikzee' dat "de (Zeeuwse) staaten buijten twijfel om zwaarwichtige redenen" dit hadden "ontra den". De edelmogenden bevonden zich "in uijterste verlegenheid" maar de Staten bleven "persisteren" in hun besluit. De reactie van de Staten-Generaal was onom wonden: men kon in Den Haag geen begrip opbrengen voor het vasthouden van de 'Zierikzee'. De raden kregen te horen dat ze gehoorzaamheid waren verschul digd aan de "ordres van Haar Hoog Mogende" en niet aan die van de "Heren Staaten van de voorschreve Provincie". Men verwachtte dat de 'Zierikzee' alsnog op zo kort mogelijke termijn de oorspronkelijke orders zou uitvoeren. In het antwoord van de raden werden de redenen van de Staten van Zeeland om het schip vast te houden duidelijk. Middelburg keek met bezorgdheid naar de al gememoreerde activiteiten van het Franse leger in de Zuidelijke Nederlanden, en men dacht bij het provinciebestuur dat het schip beter "soude konnen worden gebruikt tot securiteit en defensie van dese landen"". I-I. Kobell, 1777. (Rijksmuseum Nederlands Scheepvaartmuseum, Amsterdam) 62

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1993 | | pagina 64