Waarschijnlijk hebben de Staten-Generaal hierna druk op de Zeeuwse Staten uit geoefend, want op 25 september 1745 ontving de admiraliteit een missive van de Staten waarin werd meegedeeld dat het verzoek dat cle 'Zierikzee' thuishield was ingetrokken. De kapitein werd in de brief zelfs gemaand om "hoe eerder hoe beter" te vertrekken. De 'Zierikzee' vertrok spoedig daarna inderdaad en het eerste levensteken van Steenhart was een brief aan de raden gedateerd 26 oktober. Het bevatte de mede deling dat hij was aangekomen in Port Mahon op het eiland Menorca dat toonder tijd in Engelse handen was. Ook werd ingegaan op zijn orders: hij moest probe ren om Nederlandse schepen die door de Engelsen op Menorca in beslag waren genomen los te krijgen. De Engelsen hadden diverse Hollandse koopvaarders opgebracht op beschuldiging van handel in verboden goederen met de Fransen. Schepen en lading waren daarbij verbeurd verklaard. Niet lang daarna vertrok de 'Zierikzee' van Menorca. Op 5 februari 1746 ontving men bericht van de Nederlandse consul in Malaga dat liet schip daar op 28 december 1745 was gearriveerd. Via deze consul liet Steenhart weten dat hij enke le koopvaarders in konvooi bij zich had. Dit waren echter niet de door de Engelsen opgebrachte schepen, die had hij niet vrij kunnen krijgen. Twee maan den daarna, op 27 februari, arriveerde de 'Zierikzee' weer in Zeeland, op de rede van Rammekens. Al de volgende dag besloten cle raden de 'Zierikzee' op te leggen. Men had hier haast mee omdat de Zeeuwse admiraliteit weer in grote financiële problemen ver keerde en men de uitgaven tot het minimum wilde beperken. De kosten voor de dringend noodzakelijke aanschaf en uitreding van twaalf 'uitleggers', wachtsche pen waarmee op de Zeeuwse stromen kon worden gepatrouilleerd, kon men elders declareren. Het uitrusten van deze wachtschepen was urgent omdat de militaire situatie in de Zuidelijke Nederlanden steeds onzekerder was geworden. De Fransen hadden Henegouwen, Brabant en Namen al veroverd en de val van Vlaanderen kon elk moment worden verwacht. De Franse legers zouden dan daadwerkelijk aan de grenzen van de Republiek staan". Gezien deze dreiging spoorden de Staren-Generaal de Zeeuwse admiraliteit aan om de 'Zierikzee' snel weer uit te rusten. In tegenstelling tot een half jaar eerder bemoeiden de Staten van Zeeland zich niet met cle daaropvolgende discussie over cle financiering ervan. Het gevolg was wel dat het schip enkele weken later weer zeilklaar werd gemaakt en dat de ordinaris-kapitein Marinus Kommerse werd aan gesteld als de nieuwe gezagvoerder. Hij moest het schip met cle meest mogelijke spoed equiperen en het bevoorraden voor een periode van acht maanden. In april 1747 gebeurde waar men bang voor was: cle Fransen overschreden de grenzen van cle Republiek en in korte tijd veroverden ze Zeeuws-Vlaancleren. Door de overal ontstane paniek kreeg de Oranjepartij net als in '1672 weer haal kans. Willem IV, al stadhouder van enkele provincies, werd nu ook in Holland en Zeeland tot cleze waardigheid geroepen. Voor de marine had dit tot gevolg dat ze weer onder eenhoofdige leiding kwam: Willem IV werd automatisch benoemd tot admiraal-generaal van de vloot Het bemannen van cle 'Zierikzee' ging intussen moeizaam. Dit kwam niet omdat Kommerse in gebreke bleef, met behulp van volkhouders en selectief verhoogde gages kon hij regelmatig groepjes matrozen vanuit Holland naar Vlissingen sturen. Deze mannen werden echter vaak na korte tijd weer van cle 'Zierikzee' afgehaald 63

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1993 | | pagina 65