om dienst te doen op de wachtschepen die waren ingezet op de Zeeuwse stro men om een oversteek van de Fransen naar Walcheren of Zuidbeveland te ver hinderen. Toen ultimo juni 1747 eindelijk zijn schip voldoende was bemand kreeg Kommerse opdracht naar "'s lands vlote voor het gat van Biervliet" te zeilen en zich onder bevel van de Zeeuwse luitenant-admiraal Herman Wiltschut te stellen. Wiltschut was benoemd tot opperbevelhebber van de vloot op de binnenwateren van Zeeland en de 'Zierikzee' was aangewezen als zijn vlaggeschip. Tot het voor jaar van 1748, toen een wapenstilstand met de Fransen werd gesloten, bleef het schip voor Biervliet liggen. Het was een vrij rustige periode. De Fransen richtten hun aandacht op Bergen op Zoom en Willemstad, een oversteek werd niet gewaagd. Het spannendste moment voor de schepen op cle Westerschelde was een razende orkaan op 12 december 1747, toen verschillende van hun ankers werden geslagen en op de kust werden geworpen. De 'Zierikzee' doorstond de storm echter goed. De historicus Mollema schreef over deze dag: "Op den 12de December 1747 woedde een orkaan als naar menschenheugenis nog nooit had gewaaid"17. Toen luitenant-admiraal Wiltschut op 7 april 1748 stierf raakte de 'Zierikzee' de status van vlaggeschip en Kommerse de status van vlaggekapitein kwijt. Een Hollander, Jan Taalman, werd tot opvolger van Wiltschut benoemd en deze gaf de voorkeur aan het Amsterdamse schip 'Vreedenhof'. Omdat omstreeks deze tijd ook een wapenstilstand werd overeengekomen werden de schepen op de Schelde echter al snel voor het overgrote deel afgedankt. De 'Zierikzee' onderging dit lot enkele maanden later, vlak voor de vrede van Aken. Het zou dit keer ruim twintig jaar duren voordat het weer in dienst werd gesteld. Weer naar cle Middellandse Zee De financiële situatie van het Zeeuwse admiraliteitscollege bleef de jaren hierna zo zorgwekkend dat men slechts weinig schepen kon uitrusten. Nu waren grote uitrustingen in deze periode ook niet nodig. Het lukte de Republiek bij de vele internationale conflicten een neutrale positie in te blijven nemen. Alleen in de Middellandse Zee was de situatie anders. De islamitische Staten aan de noordkust van Afrika vielen zo vaak de schepen van de Europese handels naties lastig, dat door deze laatsten diverse malen oorlogsschepen moesten wor den ingezet om de koopvaardij te beschermen. Ook de Republiek kwam regel matig met deze "roofstaten" in conflict. Hoewel verdragen werden gesloten en geschenken uitgewisseld, bleven zich toch herhaaldelijk problemen voordoen18. In het: voorjaar van 1770 besloten de Staten-Generaal daarom een groot eskader met bestemming de Middellandse Zee uit te rusten. Tot clan had men regelmatig enkele kleinere fregatten naar de Afrikaanse noordkust gestuurd, omdat deze schepen zich in snelheid en wendbaarheid het best konden meten met die van de Noordafrikanen. Omdat de kleine eskaders in de praktijk niet altijd voldoende waren gebleken, zou nu een eskader van zes grote linieschepen hen moeten imponeren. Toen het besluit eenmaal was gevallen was het eskader snel gevormd. De Zeeuwen bepaalden dat hun aandeel zou bestaan uil het inzetten van de 'Zierikzee'. Van de andere vijf schepen kwamen er vier uit Holland en een uil Friesland. Het geheel kwam onder commando te staan van de Amsterdamse 64

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1993 | | pagina 66