pen het sein had gegeven om te gaan jagen (zo snel mogelijk zeilen), het Zeeuwse schip "'t van allen won"-'. Toch brak deze prestatie de 'Zierikzee' op: enkele dagen later begaf de grote mast het definitief. Omdat wachten met repare ren tot men terug was in liet vaderland onmogelijk was, stuurde Hinlopen het schip naar de Franse havenstad Toulon om daar een nieuwe mast te laten plaat sen en zo mogelijk matrozen te wen-en. De overige schepen van het eskader kwamen na Mallorca te hebben aangedaan op 3"1 juli voor Algiers. Men hees daar alle vlaggen en wimpels, loste enkele scho ten en kruiste ongeveer twee mijl uit de kust. Enkele weken later zetten de sche pen na Mallorca opnieuw te hebben bezocht weer koers naar Livorno waar men op 24 september aankwam en waar behalve de gerepareerde en weer volledig bemande 'Zierikzee', ook het Friese schip werd aangetroffen dat ruim 8 maanden na de Hollandse en het Zeeuwse uit Nederland was vertrokken. Kort hierop vertrok Van Goor Hinlopen samen met Nebbens naar Florence voor een beleefdheidsbezoek. Op 24 oktober kwam Hinlopen alleen terug. Cau, de tweede kapitein van de 'Zierikzee', werd bij Hinlopen aan boord geroepen waar hij te horen kreeg dat Nebbens in Florence een "toeval" had gekregen. De volgen de dag noteerde de schrijver van de 'Zierikzee': "is overleeden den weledelen gestrenge heer F. J. Nebbens, in sijn leeven Capiteijn ter zee van de Staat der Vereenigcle Neederlanden, resorteerencle onder het E.E.M.M. Collegie der Admiraliteijd in Zeeland en nu laatst gecommandeert hebbende 's Lands schip Zzee van het Departement van Vlissingen uijtgerust"25. Op het schip werden de vlag en de geus halfstok gehesen en werd de wimpel "nederwaarts" op de zaling vastgemaakt. Nebbens was nummer vijfenvijftig op de dodenlijst van het Zeeuwse schip. Twee dagen later, op 27 oktober 1771, vertrok 's-ochtends om 09-00 uur Nebbens' lijkstoet van de 'Zierikzee' naar de 'Hollandsche Tuijn', een Nederlandse begraaf plaats in de directe omgeving van Livorno. Het lijk lag opgebaard in de barkas van de 'Zierikzee' waarin zich ook de slippedragers bevonden. Het geheel werd gesle ept door een sloep met de overige officieren aan boord. Daarna kwamen de sloepen van de andere schepen van het eskader en van enkele Engelse oorlogs schepen die ook in de haven lagen. Onderwijl losten de Nederlandse en Engelse schepen ieder om de beurt 21 saluutschoten, de 'Zierikzee' het eerst. Aan de wal gekomen droegen de roeiers van de barkas hel lijk naar de begraafplaats waar het onder grote belangstelling werd bijgezet2''. Het commando over de 'Zierikzee' was automatisch overgegaan op Bonifacius Cau, cle tweede kapitein en inwoner van de stad Zierikzee27. Een probleem waar hij direct mee werd geconfronteerd was de bevoorrading. Voor de Hollandse schepen was er inmiddels victualie in Livorno gearriveerd, maar uit Zeeland kwam niets. Voedsel kopen in Italië was duur en de kosten later weer vergoed krijgen van de armlastige Zeeuwse admiraliteit een groot probleem. Dankzij de hulp van de Hollanders, die bereidwillig erwten en stokvis afstonden, kon men echter weer enkele maanden vooruit. Op 11 november 1771 vertrok het grootste deel van het eskader voor de laatste keer uit Livorno, met bestemming Lissabon en daarna de Republiek. Twee sche pen, een Hollands en het Friese, bleven achter. Voor de overige vier verliep de reis tot Lissabon zonder incidenten. Op 22 november passeerde men Gibraltar en op de 27ste lag men voor de monding van de Taag. Nadat de volgende dag de 67

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1993 | | pagina 69