andere "van agteren op" te volgen kon het Zeeuwse schip de aansluiting blijven houden en 's-miclclags om drie uur liet men op de rede van Spithead het anker vallen. De volgende dag al arriveerde daar een loodsboot uit Texel met een loods voor de Hollandse schepen aan boord. Cau moest echter naar Vlissingen. Hij nam dan ook al snel afscheid van de commandeur en de 'Zierikzee' ging weer onder zeil. Bij zonsopgang van '18 februari 1772 kwam Westkapelle in zicht en 's middags om twee uur liet men het anker vallen op de rede van Rammekens. Korte tijd daarna werd de bemanning afgedankt en het schip onttakeld opgelegd in het dok van Vlissingen. Ditmaal zou het ruim negen jaar duren voordat het weer in dienst zou worden gesteld. Voor de laatste keer ingezet Aan het eind van cle jaren zeventig van de achttiende eeuw verslechterde de rela tie van de Republiek met haar oude bondgenoot Engeland aanzienlijk. Handelsproblemen en naijver hadden voor een anti-Engelse stemming bij de regenten gezorgd en de smokkel van grote hoeveelheden oorlogsbehoeften naai de tegen de Engelse koning in opstand gekomen Amerikanen vergiftigde de sfeer nog eens extra. Toen de Engelsen eind 1780 bovendien ontdekten dat Amsterdamse kooplieden in het geheim een handelsovereenkomst met de Amerikanen wilden afsluiten, was de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) een feit. Nu was het van aanvang af duidelijk dat de Nederlandse zeemacht in geen enkel opzicht tegen haar Engelse opponent opgewassen zou zijn. Door jarenlange ver waarlozing was de vloot veroordeeld om in de havens te blijven op een enkele keer na wanneer konvooi kon worden verleend aan de koopvaardij. In '1781 presenteerden de raden van de Zeeuwse admiraliteit aan de prins een overzicht van hun activiteiten sinds het begin van de oorlog. Over cle 'Zierikzee' werd gemeld: "voorts word tegenwoordig aangeworven het in dienst gestelde schip Zierikzee, van 60 stukken, met 420 man, onder het commando van den schout-bij-nagt (Van) Kruijne"28. Het aantal van 420 bemanningsleden was een zeer optimistische doelstelling. Van Kruijne had zijn handen meer dan vol om volk voor zijn schip te vinden. De oorlog maakte het toch altijd al nijpende gebrek aan bevaren matrozen nog nijpender en zelfs het vinden van onbevaren mannen die wilden aanmonsteren was zeer problematisch. Begin 1782 had Van Kruijne pas 228 opvarenden aan boord. De toestand aan boord van de 'Zierikzee' moet in deze periode overigens verre van rooskleurig zijn geweest. Zoals op veel Nederlandse schepen in deze jaren, had ook aan boord van het Zeeuwse schip de vlektyfus weer de kop op gestoken. De ziekte eiste veel slachtoffers. In totaal zouden er in 1782 op de 'Zierikzee' meer clan 120 mannen aan de ziekte overlij den28. Omdat het opperbevel op de rede van Texel dringend behoefte had aan grote schepen en het daarom bleef aandringen op een spoedig uitvaren van de 'Zierikzee', werd om het bemanningsprobleem op te lossen een noodgreep toege past. Op 22 augustus 1782 ging de kapitein van het fregat 'Walcheren', de eerder genoemde Jan Schreuder Haringman, met het grootste deel van zijn bemanning over op de 'Zierikzee'; Van Kruijne nam het commando van de 'Walcheren' op zich. Nu volledig bemand kon het linieschip eindelijk uitvaren om zich bij cle hoofdmacht op de rede van Texel te voegen. 69

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1993 | | pagina 71