prachtige tuinen en orangerieën. Was het vorige traject niet: een clroski afgelegd, ditmaal gebeurde dat met een met vier paarden bespannen calèche, een licht vierwielig open rijtuig. Twee jongeheren Schlüsser en de reeds genoemde Battling vergezelden Van der Harten op deze tocht. Strelna was overigens maar een tussenstop. Eigenlijk doel van de reis was het iets verderop gelegen Peterhof, genoemd naar Peter de Grote. Ook diens paleis was de moeite waard, "maar de tbuinen, mei deszelfs door kunst gemaakte springfonteinen, gaan alles te boven". "Aleer dan honderd van dezelve ziel men te gelijk in alle rigtingen en figuuren bun water opwerpen, waar er bij zijn van 50 en 60 voeten boog en straalen van een arm dik. Men beeft er ook bedriegelijke. onder anderen in een laan waar duizend kleine slangetjes boogsgewijze bun water bij bet openen van een kraan spuwen. Is men daar onder zoo weel men niet waar heen te loopen. Men vind dit ook onder veele banken daar men ongemerkt op gaal zitten om te rusten. Uit twee hoornen die men niet anders als voor natuurlijk aanziet komt bet water uit alle bladen en lakken in de lugt, zelfs uit de bloemen die er onder staan". Vermakelijk waren ook de grote tamme vissen in de vijver van de benedentuin. "Den oppasser komt met een belklept daar meede en dan komen zij naar die plaats waar men ze dan ten eeten geeft Tot slot werd het "Hollanclscb woon huis" van de vroegere czaar bezocht, met "de schilderijen zoo als bij te Zaandam als knegt gewerkt badt, zijn pantoffelen, nagtmantel slaapmuts. Alles legd nog op hel bed zoo als bij bet gedragen beeft. Ik ging op zijn bed zitten en zette zijn slaapmuts op". Terug naar huis Met een bezoek aan het Menshikovpaleis, het eerste dat in Petersburg van steen was gebouwd, werd het culturele gedeelte van de eerste reis afgesloten. De dag tevoren had Van der Harten al afscheid genomen van Schlüsser, na eerst met hem nog "het restant der zaken" in orde gemaakt te hebben. Mogelijk dat daarbij van grotere hoeveelheden goederen is uitgegaan dan in werkelijkheid vervoerd konden worden. Hoe anders de volgende passage uit het journaal te duiden. "Vrijdag 4 augustus 1815. Schreef aan Schlüsser over het agter te blijvene. Zaterdag 5 augustus. Kregen het schip geladen, 450 zakken tarwe en 15 zakken hennep konde niet over neemen In de eerste dagen van de daarop volgende week vond bij cle Tol het uitklaren van de lading plaats, terwijl de brandwacht en de havenmeester voor het afteke nen van de nodige papieren zorgden. Na afscheid genomen te hebben van alle bekenden en de makelaar werd nog één keer op de Russische toer gegaan. "Deezen m iddag was ik nog met Ion op een msscben maaltijd. Daar gaat bet God voor ons allenmaar ieder voor zijn eigen gezorgd die wal hebben wil". Op de negende augustus 's middags begon men het schip te verhalen, zodat het tegen de avoncl uit het dok was. Net als bij het binnenvaren kreeg men ook nu de brandwacht weer aan boord, wat Van der Harten op het verlies van zijn regenscherm kwam te staan. "Na dat zij opgescbreeven hadden namen ze zonder veel complimenten mijn paraplui meede en lieten on trend 1.6 roebels aan gels waarde daar voor aan boord brengen. Hij kost mij ze Ij's 50 roebels". Zonder tegenslag is de terugreis niet verlopen. "Zondag 20 augustus. Met den morgen nam de wind weder aan. Om 12 uur weder een rif en om 3 uur overviel ons een bui die de kluiffok weg woei. Met de bloote mast ivoeijen wij baast met bet- schip om". In cle Sont aangekomen noodzaakte mist het anker te laten vallen. 81

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1993 | | pagina 83