en wederhoort intusschen veel en geeft mij clan rapport. Alle dagen kunt gij bij mij komen, zoo dikwijls als gij zulks goed vind. Van '10 tot 12 's morgens ben ik altijd te buis". Vervolgens begaf Van der Harten zich weer naar Stieglitz, die hem inzage gaf in de boedel en hem zei niet meer dan 60% van de waarde te zullen kunnen red den, "dat ik egter ivel op 50 en minder durf te stellen". Vandaar een poging er vooraf zijn eigen vaten meekrap aan te onttrekken. Dat mislukte echter. Naar zeggen van Stieglitz was dat volgens de wet onmogelijk, daar durfde hij zijn gehele vermogen om te verwedden. Bij de minste vordering van goederen zou hij zich trouwens samen met Clement als curator terugtrekken. Ook op Van der Hartens verzoek om hem, indien hij zou besluiten in een minnelijke schikking mee te gaan, de goederen te verkopen en hem voor de koopsom in rekening courant te debiteren, wilde hij aanvankelijk niet ingaan. Eerst toen zijn opponent hem in deze "ongehoorde hardheid" verweet draaide hij bij. "Ach, wat is den mensch! De plooijen van den eerst vrij onverschillige Millionciir veranderde traps gewijze, zoo clat hij op 7 laatst uit eigenbelang zeicle hij geloofde ik gelijk hacl en voornemens was met zijn mede curator Clement daar over te spreken. Maar met andere Pluizen daar de goederen aan over moesten het niet deden ter hunner ver antwoording als geld- bij de visch". "Hier van daan ging het naar Clement en speelde daar de zelfde comedie en prepareerde hem op gelijke manier.indien ik mogt renonceeren aan de reclameering der vaten. Tans was het drie uitren en dankte den Hemel deeze provisioneele besonjes waren afgelopen. Had pijn in het hoofd van 7praat-en, terwijl ik in deze 6 u-uren meer Fransch had gesproken clan- in de zes laadste jaaren". Paasviering in cle Casanse kerk Na gegeten te hebben ging Van der Harten met een oude bekende, "vriend Bartelink" van het kantoor van Schlüsser met wie hij in 1815 samen naar Strelna en Petershof was geweest, de stad in. "Gingen op den. stadhuis toren, die om- lrend midden in de stad staatwaar op men een panorama, gezicht over de stacl heeft- 't geen inclrukwekkig is. Welk een colosale stad, welk een geros en beweging in de breede straalen. Quart voor twaalf en gingen wij naar cle Casanse kerk om cle opstanding van Christus bij te woonen. In het midden der kerk stond het graf Van de Forteres wordt om twaalf uitren door het gebulder van het geschut het u ur van Paasschen aangekondigd. Als dan wordt hel gezang Christus is opgestaan aangevangen 7 welk indrukwekkend- is. Naar veele en lange ceremonien kust den een-en priester den ander en zegel Christus is opgestaan. Den anderen antwoord: ja waarlijk, Christus is opgestaan. Dit word claar op door allen die in de Kerk zijn ook gedaa n en hel is of men een Fam ilie feest bij woont waar de vreugde van het weerzien onbeschrijflijk is. Allen hebben brood bij zich clat gezegend wordt. Ook allen hebben een waschkaars, arm en rijk, in cle hand, dik of dun, al naar hun vermogen. Verschrikkelijk was den aandrang van de menschen. Ik zweete als een paarcl, aan uitkomen was niet te denken. Den angst van in brand te maken was m-eede niet gering. Door cle perzing van den een op den ander wierd er clan ook meenigeen gebrand. Baarcl, haaren, alles schroeide, wacir door hel- clan ook netjes stonk. Ik was als een kind zoo verheugd clat ik circa 2 uuren weder in de lieve vreije lucht was. I-Iet ziveet liep mij met straalen af'. 87

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1993 | | pagina 89