Germanen. Met de uitbreiding van de Germaanse invloed, verspreidde zich ook het biergebruik. In Nederland lag het hoogtepunt van de bierbrouwerijnijverheid in de vijftiende en zestiende eeuw. Daarna ging het enkele eeuwen bergafwaarts en met name vanaf het midden van de zeventiende eeuw kreeg de nijverheid te maken met een. sterk verval. Dit duurde tot omstreeks het midden van de negentiende eeuw. Hierna herstelde de nijverheid zich weer wel, echter niet in de vorm van de vroeger ambachtelijke bedrijven, waarin men aangewezen was op de ervaring van de brouwer, maar dankzij de ontwikkeling van het weten schappelijk onderzoek, als een industrie van hoge economische betekenis. De eerste vermelding op schrift van bier in Nederland dateert van 11 april 999- Op deze dag schonk keizer Otto III aan cle Sint-Gerarduskerk in Utrecht allerlei rechten, waaronder het recht van de gruit in het domein Zaltbommel. Dit gruit- recht bestond uit een uitsluitend recht tot het leveren van de kruiden, die aan het bier de gewenste smaak gaven. De gru.it werd meestal tegen betaling aan de brouwer afgegeven. Het bedrag dat de brouwer voor deze gruit moest betalen bestond voor een deel uit belasting op het te brouwen bier. Pas in de veertiende eeuw, toen het gebruik van hop algemeen werd, nam de bierbrouwerijnijverheid een grote vlucht. Tegen het eind van deze eeuw en in hei begin van de vijftiende eeuw kreeg een hele reeks steden in Nederland een eigen brouwnering. In de vijftiende eeuw staan met name Haarlem, Delft, Gouda en Amersfoort bekend om hun bloeiende brouwnijverheid. Het afzetgebied van Delft bijvoorbeeld be streek in deze eeuw Holland, het gebied rond. de grote rivieren, Brabant, Zeeland, Vlaanderen en Engeland. Vooral in Zeeland vond. het Delftse bier veel. aftrek. Het verval van deze nijverheid in bovenstaande Hollandse steden zette zich al in het laatste kwart van de vijftiende eeuw in. Ze kregen te maken met toenemende concurrentie omdat in de importgebieden, waartoe ook Zierikzee behoorde, steeds meer brouwerijen opgericht werden. Deze nieuwe brouwerijen voorzagen slechts in de lokale behoeften, waardoor ze langer bleven bestaan dan de brouwerijen die hun afzetgebied in een grotere omtrek hadden. De voorziening in de lokale behoeften was niet de enige reden voor het bestaan van de vele brouwerijen. Aan het brouwen van bier waren geen eisen van vakbekwaamheid gesteld, zodat iedereen zijn geluk in deze branche kon beproeven, mits men zich onderwierp aan bepaalde vestigingsvoorwaarden. Bovendien werd er in deze tijd veel bier gedronken. Men was op bier aangewezen omdat het drinkwater door gaans niet voldeed aan de elementaire hygiënische eisen en vaak verontreinigd en brak was. Elet bier, dat drie keer per dag gedronken werd, bevatte in verband met het brouwproces geen schadelijke bacteriën meer en was overigens slechts licht alcoholisch. Daarnaast wekte het eenzijdige eten van vlees en vis, al dan niet gezouten, een grote dorst. En tenslotte speelden ook de vele gildefes- tiviteiten, stads- en dorpsfeesten, jaarmarkten en kermissen een rol in het hoge bierverbruik. Bierbrou werijen in Zierikzee Zierikzee kreeg in '1209 van Floris V tolvrijheid in zijn hele gebied. Vanaf dit jaar groeiden en bloeiden handel en nijverheid van de stad. De tolvrijheid betekend ongetwijfeld, ook een stimulans voor bierbrouwers. Dit is op te maken uit het in '1302 aangelegde poortersboek, waarin alle nieuwe poorters ingeschreven wer den, Reeds in dat eerste jaar werd "Clays die brouwer" ingeschreven. En in het 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1993 | | pagina 8