verloren". Daags daarop mocht Van der Harten van de Minister het resultaat van diens bemoeienissen vernemen. Stieglitz had beloofd Clement te zullen bewer ken om met het laatst gedane voorstel akkoord te gaan. "De vrees alleen dat hel niet geheim zoude blijven voor de andere crediteuren hield hen slegts terug". Weel een dag later maakte Schlüsser zelf zijn opwachting bij Van der Harten. Persoonlijk was hij wel bereid de regels hier en daar te overtreden, maar Clement zou daar moeilijk voor te porren zijn, "zijnde deeze man geweldig scrupuleus". "Had ik met Stieglitz alleen te doen, was de zaak al geklonken geweest". Er zou den alleen nog een paar makelaars omgekocht hoeven te worden. Eind april leek de oplossing in zicht. Waren meer dan anderhalf uur over de zaak bezig. Eindelijk kreeg ik het er door, naar alle mijne mogelijke welsprekend heid en overtuiging te baal te hebben genomen, behoorlijk gelardeerd met vleierij en veinzerijdat men de geheele parthij krappen zoude aanbieden wat daar voor te maken was". Op de 30ste trok Clement zijn gegeven woord echter terug, daal de te verwachten prijs veel te laag zou zijn. Ook wat Van der Harten daarop zelf bood (30 roebels voor de fijne, 24 voor de onberoofde en 18 voor de gemene) vond hij niet genoeg. Onafhankelijke makelaars zouden eerst maar eens een taxatie moeten doen van de werkelijke waarde. Van der Harten begon er schoon genoeg van te krijgen. "Ach, de duivel haale die koereis met hunne chicanes. Ik geloof dat ook Schlüsser agter afdaar niet goed in werkt". Op 3 mei kwam laatstgenoemde met de cijfers van de onafhankelijke makelaars op de proppen, 36, 27 en 20 roebels respectievelijk. Woedend liet Van dei- Harten de beide curatoren weten dat zijn geduld ten einde was en dat hij liever alles wilde verliezen dan nog langer de speelbal van willekeur te zijn. Iets wilde hij zijn eigen prijs wel verhogen, tot 33, 25 en 18 roebels, maar binnen en paar dagen wilde hij daar dan ook een definitief antwoord op hebben. Zelf zou hij geen moment aarzelen de Minister daarvan op de hoogte te stellen. Op 3 mei ried die hem zelfs aan zich desnoods met een verzoekschrift tot de Keizer te wenden. Hij zou dat wel aan Zijne Majesteit trachten over te maken. De zaak eindelijk beklonken Plaatsgebrek verhindert hier ook dieper in te gaan op de andere besognes van Van der Harten ten behoeve van Cannenburg. Meteen bij aankomst in Rusland had hij B.H. Klefeker in Archangelsk al schriftelijk opdracht gegeven zo spoedig en zo hoog mogelijk diens koffie te verkopen. Op 27 april werd deze daar nog eens aan herinnerd. Met de opbrengst daarvan dienden weer andere goederen te worden ingekocht. Elke dag kon kapitein Van der Mussele verwacht worden die hem daar een lijst van zou overhandigen. Zelf was hij inmiddels bezig met het inkopen van vlas voor Cannenburg. Het verlangde 9 of 6 kops vlas was niet te krijgen, maar een partij 12 kops misschien wel, a raison van 12 roebels. "Voor Bilbao na. omstandigheden zoude handelen indien er gelegenheid was, maar dit zelden gebeurde Diezelfde dag nog lukte het met het vlas. "Kogt 4000poed van 'l schoonste vlas d Rs. 11.5 contant, ik kon geen 5000 krijgen. Alle houders van vlas trokken zich terug en wilde niet meer verkopen". Daar is het overigens niet bij gebleven. Op 1 mei werd opdracht gegeven tot het verkopen van 1000 tzetwercl (ongeveer 2000 hectoliter) Kobanse tarwe. Vijf dagen later kocht Bartelink 1000 tzetwerd Morschanskij lijnzaad a 20'/) Rs. en 600 tzetwerd clito a 2OV2 Rs., te leveren in 89

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1993 | | pagina 91