Engeland, Kent, Mans ton Airbase Als gevolg van de aanzienlijke verliezen die bij de vele vluchten boven de bezette gebieden aan het personeel en het materieel van de Royal Air Force waren toege bracht en omdat men nog niet over voldoende aanvulling beschikte, was het commando van de Royal Air Force in '1943 genoodzaakt de restanten van de verschillende gedecimeerde squadrons samen te voegen. Om die reden werden gedeelten van het derde en honderd-achtennegentigste squadron, gelegerd op de kleine, in het noordoosten van het graafschap Kent gelegen luchtmachtbasis Manston, samengevoegd tot een nieuw gevechtsklaar squadron (wisselend het derde of het honderd-achtennegentigste squadron genoemd). Dit nieuwe squadron onder leiding van squadronleader Thomas (A.F.C./D.F.C.)3 bestond uit een achttal éénpersoons jachtbommenwerpers van het type Hawker Typhoon IB. Deze toestellen waren bewapend met een viertal 20 millimeter H is pa n o ka n o n ne n en met twee bommen, elk met een gewicht van 450 kilogram of met acht raketten. Het toestel had de bijnaam "Vernietigende Wervelwind". In de periode 1941-1944 zijn ruim 3300 van deze toestellen gebouwd. Vanaf het begin van de zomer van 1943 kregen de squadrons op Mansion Airbase regelmatig de opdracht tot uitvoering van de zogenaamde Anti-Ship-Patrols boven de Scheldemonden. Het stoomschip "Zuiderzee" van de Provinciale Stoomboot- diensten was één van de eerste doelen. Het schip werd op 3 juni, Hemelvaarts dag, tijdens de oversteek van de Oosterschelcle beschoten. In de vroege morgen van de 3de september ontving bovengenoemd squadron tij dens de gebruikelijke briefing die aan elke vlucht boven vijandelijk gebied vooraf ging de opdracht om de scheepvaart in de Scheldemonden uit te schakelen. Om circa 6.45 uur steeg het squadron op om ongeveer een half uur later een aanzienlijk aantal vaartuigen aan te vallen en te vernietigen. In het vluchtrapport van de 3de september 1943 van het derde squadron wordt het volgende gemeld: 97

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1993 | | pagina 99