verdere verloop van de veertiende eeuw werden er in totaal nog zeven brouwers als nieuwe burgers ingeschreven, respectievelijk in 1313, 1318 (twee), 1331, '1371, 1380 en 13862. De brouwers waren hiermee in deze eeuw, samen met de mole naars en smeden, het sterkst vertegenwoordigd onder de nieuw ingeschreven burgers. Naast de tolvrijheid was ook de graanteelt, die direct na de bedijking in Zeeland een grote rol ging spelen, van invloed op het ontstaan en de verdere ontwikkeling van de markten. De graanteelt stimuleerde de handel, die zich ook op de export richtte en deed, naast molens, later ook brouwerijen ontstaan. Dat er juist in de veertiende eeuw sprake was van een opkomende bierbrouwerij nijverheid in Zierikzee is niet vreemd, wanneer we bedenken dat de tweede helft van deze eeuw een onbetwist hoogtepunt vormde in de geschiedenis van de stad. Lang heeft deze bloeiperiode overigens niet geduurd. Aan het eind van de veertiende eeuw kreeg Zierikzee reeds met tegenslag te maken in de vorm van tweedracht tussen de burgers, oorlogen, overstromingen en het 'verslijmen' van de Gouwe. Maar het verval zette zich pas goed in toen rond 1500 de Oosterschelde haar positie als hoofdmonding van de Schelde moest afstaan aan de Westerschei de. Bovendien bleef Zierikzee in de zestiende eeuw niet gespaard van rampen als branden, schipbreuken, overstromingen en de pest. De brouwe rijen zullen hier ongetwijfeld onder geleden hebben. Voor het stadsbestuur was het, in verband met de inkomsten van het grootste belang, dat het herstel van de stedelijke nijverheid zo snel mogelijk in zou treden. In '1531 vaardigde het dan ook enkele verordeningen uit "om de verlopen nering en ambachten, zo veel mogelijk, weer te doen bloeien". Onder deze verordeningen bevonden zich er ook een aantal, die betrekking hebben op de bierbrouwerijen. In januari werd iedereen vrijgelaten om verschillende, soorten bier te brouwen en in augustus besluit het stadsbestuur "aan de geene die brouweryen opzetten en de neeringe doen willen onderstand te doen". Overigens bestond er in 1531 in Zierikzee in ieder geval nog minstens één brouwerij en wel, die op het terrein van het Predikherenklooster, ten zuiden van de Sint Domusstraat tegenover de Korte Sint Janstraat. Dit klooster werd in het laatste kwart van de dertiende eeuw gesticht, maar of de brouwerij er vanaf het begin deel van heeft uitgemaakt is niet bekend. De monniken van het klooster mochten vanaf 17 februari 1531 "voor de Poorteren bier brouwen en vrij venten mits ten bij weesen van de Plaatwagter" Overigens zagen zij in de verordeningen van het stadsbestuur een bedreiging voor de verkregen toestemming, aangezien zij in december van hetzelfde jaar verzochten "dat men haar in zekere tijd niet beneemen zal de vrijheid om bier uijt te leveren". De belofte tot onderstand heeft niet veel geholpen, want behalve dat in 1533 een zekere Aliaans uit 's-Heer Arendshaven een verzoek indiende om in Zierikzee bier te mogen brouwen, ging er niemand, op de geste van het stads bestuur in. De raad van Zierikzee gaf de stimulering van de nijverheid echter niet op en in 1541 vaardigde ze wederom een ordonnantie op de bieren uit om deze nering in de stad te krijgen. Maar ook deze ordonnantie leidde niet tot het gewenste resultaat. In 1544 werd Ewout Willemans weliswaar toegestaan om gedurende veertig jaar bier te brouwen, met het voorrecht dat op zijn bier twee stuivers per vat minder impost geheven zou worden dan op het bier van ander brouwers, maar ook nu kon men nog niet in de behoefte aan bier voorzien. De raad besloot in 1546 nogmaals "de bierneeringe alhier te favoriseren en te benificee- 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1993 | | pagina 9