Het. vreemdelingenverkeer nam in de jaren '30 aanmerkelijk toe. Dit was vooral het geval toen de economische crisis begon af te nemen. Toch vertoefde nog slechts een bescheiden aantal in de duinstreek, die bovendien vooral bij familie en vrienden verbleven. Niettemin waren met het toeristenbezoek reeds voor de oorlog bepaalde economische belangen gemoeid. De totale inkomsten werden voor 1934 geraamd op 25-000. "Stel U voor", aldus de secretaris van de VW- Burgh-Haamstede, "dat het vreemdelingenverkeer eensklaps eindigde, welke financiële gevolgen zou dit voor de gemeenten hebben". De hotel- en pension sector voer er wel bij. Toonaangevende hotels waren Bom en De Schouwse Boer in Haamstede, Zeelust en W. van de Moer in Burgh, Kappers, 't Schuilhuys en De Wereld van P. Telle in Renesse. De laatste exploiteerde eveneens een consumptietent op het strand, waar het strandleven op gang was gekomen. De rijkste vakantiegangers lieten in de omgeving van cle duinen een zomerhuis bouwen. Het kamperen kwam voor de oorlog nog nauwelijks voor en was nog niet gebonden aan officiële regels. Het waren vooral leden van de padvinderij of jeugdbond voor natuurstudie die hun vakantie in een tent doorbrachten. De familie Beije in Renesse is een van de eerste die een deel van de hofstede als sport- en kampeerterrein ging exploiteren. Beije liet verder enkele zomerhuisjes bouwen en beschikte over diverse pensions. Zoals reeds werd opgemerkt nam het toeristenbezoek slechts bescheiden toe. Het waren immers de beter gesitueerden die zich een vakantie konden veroor loven. De massa had van vakantie niet of nauwelijks gehoord. In 1922 bedroeg de werkweek 48 uur, bedroeg het aantal feest- en vakantiedagen slechts negen en was de betaalde vakantie nog niet wettelijk geregeld. In diverse brochures richtten de plaatselijke VW's zich voornamelijk op de bovenlaag van de bevol king. In de Westhoek was gelegenheid om te tennissen en paard te rijden, niet bepaald, bezigheden waar de massa zich mee inliet. De toestroom van bezoekers werd overigens belemmerd door de gebrekkige ver bindingen met het vaste land. Schouwen-Duiveland was moeilijk bereikbaar en daarom moest de reiziger behoorlijke toeren uithalen om het eiland te bereiken. Dagjesmensen vermeden het eiland dan ook zoveel mogelijk. Het eiland mag echter geenszins beschouwd worden als een statisch, gesloten, achterlijk randge bied, want er waren wel degelijk verbindingen. Niettemin duurde een reis van Rotterdam naar de Westhoek met boot en tram al snel zes a zeven uur! Een uitzonderlijk verschijnsel was de in 1932 tot stand gekomen luchtverbinding tussen Rotterdam, Haamstede en Vlissingen. Een vliegreis was natuurlijk alleen weggelegd voor de elite. Het traject Rotterdam-Haamstede kostte in 1932 8,75. Het belang van de luchtverbinding wordt wel eens gebagatelliseerd. Uit onderzoek blijkt echter dat de KLM-verbinding wel degelijk een bijdrage heeft geleverd aan het vreemdelingenbezoek. In 1932 brachten 1.077 passagiers een bezoek aan vliegveld Haamstede. Voor de VW-Burgh-Haamstede was dat in ieder geval "een bewijs dat het luchtvaarlverkeer een machtige factor voor ons vreemdelingenverkeer is". De ontwikkeling van het toerisme tot de watersnoodramp Na de Tweede Wereldoorlog werden er plannen gelanceerd om de Zeeuwse eco nomie ingrijpend te wijzigen. M. de Vink, voorzitter van de Provinciale Planologische Dienst in Zeeland wees er tijdens een congres in oktober 1945 op dat de Zeeuwse economie te eenzijdig gericht was op de landbouw en dat er 113

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1994 | | pagina 115