Beeckman wercl op 10 december 1588 in Middelburg geboren als zoon van een kaarsenmaker en constructeur van waterleidingen voor bijvoorbeeld bierbrouwe rijen. In 1607 vertrok Isaac Beeckman naar Leiden om theologie te studeren, maar zijn belangstelling ging veel meer uit naar de wiskunde. Hij volgde wiskun- de-colleges bij onder anderen Willebrord Snellius (1580-1626) en kreeg ook onderricht in de zeevaartkunde. In die jaren maakte hij ook kennis met de reisverslagen van Jan Jacobs, een inwoner van Zierikzee die van l606-l6l0 een reis naar Oost-lndië had gemaakt. Waarschijnlijk is zijn belangstelling voor weer- en sterrenkunde toen gewekt, maar ambtshalve hield hij zich er nog niet mee bezig. Teruggekeerd uit Leiden vestigde hij zich in 1611 als zelfstandig kaarsen maker in Zierikzee. Vijf jaar later deed hij de kaarsenmakerij over aan een knecht en keerde Beeckman zelf terug naar Middelburg voor een studie geneeskunde. In l6l8 vertrok hij naar Breda, niet alleen om zijn oom te helpen, die leerlooier en schoenmaker was, maar meer met de bedoeling om dichter bij zijn vriendin en toekomstige echtgenote Cateline de Cerf te kunnen zijn. In Breda ontmoette hij toevallig natuurfilosoof René Descartes (1596-1650) en voor beiden was dit een heel belangrijke ontmoeting. In l6l9 vertrok Beeckman naar Utrecht om les te geven aan de Latijnse school, maar vanaf 1620 ging hij les geven in Rotterdam. Door de vele contacten werd de Rotterdamse periode voor hem een heel vruchtbare tijd, maar als meteoroloog ontplooide Beeckman zich pas tijdens zijn laatste levensjaren in Dordrecht. In 1627 aanvaardde hij daar een rectoraat aan de Latijnse school en van de magi straat kreeg hij steun om op het dak van die school een torentje in te richten voor meteorologische en astronomische waarnemingen. Beeckman was daarmee zeker in ons land de eerste met een weerstation. Hij noemde zijn observatorium, dat in 1628 in gebruik werd genomen, een "musaeum". De thermoscoop op zijn weerstation had hij zo gemaakt dat de glazen bol op het dak in de buitenlucht stond, terwijl de buis vanaf het dak naar binnen doorliep. De vloeistofkolom was daardoor beschermd tegen weer en wind en bovendien kon hij de stand nauw keurig aflezen. Op het torentje stond natuurlijk ook een weerhaan voor de wind richting en ook dat instrument kon hij "op afstand" aflezen. De windvaan was door middel van een stang verbonden met de wijzer die de windrichting op een wijzerplaat in de zolderkamer aangaf. Helaas is van dit eerste weerstation van Nederland geen enkele waarneming bewaard gebleven, zodat het alleen onder de meteorologische curiosa kan worden gerangschikt. Job Busier Gelukkig g_eld.t dat niet voor andere meteorologische waarneemstations: vanaf eind zeventiende eeuw zijn in ons land tal van metingen en waarnemingen be waard gebleven. Voor klimaatonderzoek zijn dergelijke gegevens van onschatba re waarde. Dat geldt ook voor betrekkelijk korte meetreeksen van enkele jaren die de legpuzzel van de klimaatonderzoeker dichter bij de oplossing kunnen brengen. Op onze speurtocht naar historische weergegevens in ons land, die wij in het kader van een EG-project voor het. KNMI hebben uitgevoerd, kwamen wij een groot aantal meetreeksen op het spoor, waarvan verschillende in Zeeland. Eén van de historische meteorologische reeksen was van Job Bastei* (1711-1775) in Zierikzee. De begaafde Bastei* werd al op vijftienjarige leeftijd toegelaten tot de 'Hogeschool der Geneeskunde in Leiden. Hij kwam in contact met beroemdheden als 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1994 | | pagina 11