prijzen van een standplaats in I960 verhogen tot 1,50-2,50. Het toerisme legde de bevolking in de Westhoek geen windeieren. Wethouder L. van der Klooster van de gemeente Westerschouwen gaf in 1963 aan, dat "de recreatie een gemeenschappelijk belang is. Bijna iedere familie is er mee gemoeid, het is een streekbelang". Hoe werden de ontwikkelingen met het oog op de uitvoering van de Deltawet eigenlijk ontvangen door de kerken en natuur- en belangenverenigingen? De ver eniging Stad en Lande werd in de jaren '50 geconfronteerd met een ingrijpende herverkaveling. De vereniging probeerde de schadelijke effecten te voorkomen, maar naar Stad en Lande werd nauwelijks geluisterd. Dit bracht bij de vereniging een soort schokeffect teweeg. Met pijn in het hart constateerde Stad en Lande in I960 dat schoonheid moest wijken voor toerisme. Mede doordat er in de jaren '60 meer aandacht werd besteed aan de standpunten van Stad en Lande, trok de vereniging minder fel van leer. Bovendien zag de vereniging in dat recreatie een wapen kon zijn tegen migratie. Niettemin werd de ontwikkeling scherp in de gaten gehouden en werd er onder andere geprotesteerd tegen geplande wegen door de Domeinen, diverse consumptietenten en bepaalde kampeerverordenin- gen. De Vogelwacht liet geen kritische geluiden horen. In de zomermaanden leidden deze vogelvrienden vele excursies naar de broedplaatsen van de zilver meeuw. In juni en juli 1959 bedroeg het aantal geïnteresseerden, waaronder vele toeristen, ruim 1.500. Zoals reeds werd vermeld, lag het zwaartepunt van de Zeeuwse economie in de agrarische sector. Toen er echter na 1958 een arbeidsoverschot ontstond zagen de landbouwmaatschappijen duidelijk in dat er vele landbouwers dienden af te vloeien. Er werd gewezen op de mogelijkheden in de industrie en toeristische sector. De laatste leidde tot de Nota Landbouw en Recreatie uit 1964. In de nota werden de positieve aspecten van recreatie opgesomd. De recreant zou de leef baarheid van bepaalde streken kunnen verbeteren, dorpen zouden een dyna mischer karakter krijgen en boeren zouden hun bestaansbasis kunnen verbreden. Naast de extra te voeden monden werd gedacht aan de verhuur van een deel van de woning, schuren of zomerwoningen. Dat wil uiteraard niet zeggen dat de ZLM haar gronden zonder meer wilde opgeven ten behoeve van de recreatie. De vice-voorzitter van de kring Schouwen-Duiveland waarschuwde in 1965 wel voor overspoeling van recreanten. "De strijd om de recreatieruimte zal steeds meer merkbaar worden. Dit alles zal grond vragen". Na de ramp werden door diverse kerken commissies gevormd, die de gevolgen van het Deltaplan op de (kerkelijke) bevolking moesten inventariseren. Er kwam later zelfs een Interkerkelijk Deltaberaad van de grond. Een van de conclusies was dat de door traditie bepaalde samenleving door een toename van vrijetijds besteding, mechanisering en industrialisering opengebroken zou worden. Toch zou men deze ontwikkeling positief kunnen benaderen. Niet-agrarische bestaans middelen hielden de mensen immers op het dorp en zouden migratie voorko men. Deze discussie werd echter in de Westhoek nauwelijks gevoerd. De vakantiegangers waren hier een vertrouwd gezicht geworden en werden zo goed mogelijk opgevangen. Acceptatie was allang opgetreden. Recreatie, het kan niet vaak genoeg worden herhaald, vulde de kerken en werd juist daardoor niet afge keurd. De Gereformeerde Kerk in Haamstede was op den duur genoodzaakt dubbele zomerdiensten te gaan draaien. In 1964 sprak de kerkeraad van Renesse 120

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1994 | | pagina 122