KNAW XL Ilia 1625), voor 1632 (Bodleian Library' Oxford, Wood Almanacks 4), voor 1637 (Merton College Library Oxford, D.1.5), voor '1638 (Merlon College Library Oxford, D.1.6) en voor 1653 (RA Haarlem, O 1/1653)- Het exemplaar in het GA Den Haag is eigendom geweest van de Zierikzeese boekverkoper Balthasar (I) Doll, waarvan Zierikzeese uitgaven bekend zijn uit de periode 1620 tot 1640. Doll heeft er familiegebeurtenissen in opgetekend. J.A. Gruys en C. de Wolf, Thesaurus 1437-1800. Nederlandse boekdrukkers en boekverkopers. Mei plaatsen en jaren van werkzaamheid. Nieuwkoop 1989, p- 281. 18. Zie ook Meertens, letterkundig levenp. 329 en 401: Te Winkel. 'Almanakken', p. 168. De verzen staan op p. 193-196 van Hoffer's Nederduylsche poëmata, uitgegeven door Broer Jansz in Amsterdam in 1635. De versie die in de bijlage staat weergegeven is hieruit afkomstig. In de almanakken .staan namelijk nogal wat zetfouten in de tekst en soms ontbreken zelfs hele zinnen. In de Groote schrijf almanac/) voor 1637 zijn in het wintervers twee regels geheel veranderd. Hier staat: 'De zee bruyst van tempeest, de binne waters soet/' Die worden als een vloer betre den mette voet', terwijl we in de Nederduylschepoëma!a lezen: 'De zee bruyst van tempeest, de waters binnen 's Lands/ Die worden nu betrêen van Vrouwen, end van mans.' Het is niet ondenkbaar dat Hoffer deze veranderingen zelf heeft aangebracht. Het is bekend dat de dichter aan zijn verzen bleef werken, ook nadat ze al een keer gepubliceerd waren. Zie L. Strengholt, 'Hen gans onder de zwanen? De dichter Adrianus Hofferus', in: Op 't Hof e.a., Adrianus Hofferus. p. 53. 19. Zie ook De maanden van het jaar. Joachim van Sandrart, Joost van den Vondel, Caspar Barlaeus, ingeleid en toegelicht door Karei Porteman, Wommelgem 1987, p. 43-46. 20. De volledige tekst van de gedichten wordt weergegeven in Bijlage 1. Voorafgaand aan zijn verzen treffen we steeds een kort. inleidend gedichtje aan: Om 't leech papier te vullen. Wy hier gaen stellen sullen Op dicht de laer-ghetyen. Die vier zyn in ghetale, Met al het principale, Datmen dan siet gheschyen. 21. Zie Marijke Spies, Des mensen op- en nedergang. Literatuur en leven in de Noordelijke Nederlanden in de zeventiende eeuw, Amsterdam/ Barneveld 1985, vooral p. 10-13. 22. Zie het voorwoord. Exemplaar in UB Amsterdam Ned. Inc. 488. 23. [Deventer almanacbj voor 16'! 3, uitgegeven door weduwe van Babtista van Doetecum in Deventer (RA Zwolle, FA Blijdestein, inv. nr. 440). 24. De volledige tekst van diens gedichten wordt weergegeven in Bijlage 2. 25. Brinkkemper en Soepnel, Apollo en Christus, p. 30 en 33-35- 26. Deze almanak werd uitgegeven door Jan Jacobsz Bonman in Amsterdam. Exemplaar GA Leiden, FA Hubrecht, inv. nr. 21:1663. Dat her hier om versjes van Cats gaat blijkt uit het feit dat ze even eens te vinden zijn in J. Cats' Tachtigjarige Bedenckingen uit 1657. Zie de editie van J.J. Schipper (Schiedam 1S56) p. 136-137. Zie ook De maanden van het jaar, p. 40-41. 27. Zie Brandenbarg en Salman. Teken van de lijd. hoofdstuk 7. 28. G A. Bredero's Verspreid werk. verzameld en toegelicht door G. Stuiveling. Voltooid door B.C. Damsteegt, Leiden 1986, p. 71-74 en 160-164. Zie ook De maanden van het jaar. p 40-41. 29. Ze komen voor in zijn Sinne-vonck oj) den Hollandtschen Turf (1634). Zie De maanden van hel jaar, p. 45. 30. Zie De maanden van het jaar, p. 46 en 50-56. 31. W.P.C. Knuttel, 'Reinier Telle, een libertijnsch hekeldichter', in: De Gids 50, deel IV, (1886), p. 1- 45, citaten op p. 4; De la Fontaine-Verwey, 'Reinier Telle', p. 74. Zie ook F. Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen II, Middelburg 1893. p. 751-754. 32. W.J. op 't Hof, 'De godsdienstige ligging van Adrianus Hofferus', in.- Op 'l Hof e.a.. Adrianus Hofferus, 19-46, vooral p. 29 en Strengholt, 'Hen gans onder de zwanen?', p. 47-57. 33- Op 't Hof, 'De godsdienstige ligging', p. 31-32 en 53. 34. Dit is de enige regel in Telle's seizoenverzen die niet metrisch is. Waarschijnlijk betreft het hier een zetfout, Her. is niet duidelijk hoe de zin oorspronkelijk bedoeld is. 34

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1994 | | pagina 36